Toen Maarten Houtman na zijn toespraak Je eigen ervaring heiligen gevraagd werd wat er bij hem gebeurt als hij iets ervaart, gaf hij het volgende antwoord: “Er gebeurt een heleboel. Je ervaart iets, en er is in die ervaring iets dat onbekend voor je is. Het eerste wat je doet is teruggrijpen op alle andere ervaringen die er op lijken. […] En nu gaat het erom dat je rustig kunt wachten. Soms lukt dat, soms lukt dat niet. Als het niet lukt is het verstandig om iets te gaan doen wat er misschien absoluut niet mee te maken heeft, maar wat je wel dwingt om er helemaal bij te zijn. Je kunt gewoon iets in huis gaan doen. Als je je aandacht er maar helemaal bij hebt, al is het maar stofzuigen. Dan kan het gebeuren dat die aandacht zodanig is dat dat ‘iets’, wat je aldoor ontsnapt, weer binnenkomt. Soms schrik je ervan, soms niet zo, soms maakt het je heel gelukkig.”
Dat is precies wat wij, al schrijvend aan dit blog, willen proberen: wachten tot datgene wat je aldoor ontsnapt, weer boven komt drijven. Fijn dat je ons daarbij gezelschap wilt houden!
Afbeelding bovenaan: Hanna Mobach, Lovers Rock, 1998
De hierna volgende kernachtige uitspraak van Krishnamurti, die de hele meditatie-inspanning omvat, kies ik graag als thema voor onze bijeenkomst. We kunnen iedere keer een onderdeel zo grondig mogelijk behandelen. Het is zoveel dat we er een heel leven lang mee bezig kunnen zijn en steeds duidelijker ontdekken dat we pas aan het begin staan. Mh.
“We maken onszelf kapot door onze stemmingen, door onze opgetogenheid of onze diepe depressies. We zijn te trots om onszelf te onderzoeken of ons aan onderzoek door een ander te onderwerpen. We staan geen kritiek toe. Elke relatie die de deur naar ons hart en onze geest zou kunnen openen, kappen we af. We worden zo slim in onze weerstand, dat het met de jaren steeds beter lukt. We spelen het klaar overal anderen de schuld van te geven. We hakken op andermans fouten om de onze te verbergen. We worden steeds achterdochtiger en zoeken wat achter iedere opmerking of daad. We sluiten ons meer en meer af en raken aldoor eenzamer en geïsoleerder. Had dat allemaal voorkomen kunnen worden? Wie moet het voorkomen? De wereld? Jij of ik?
Kan ik voorkomen dat ik mezelf kapot maak? Is het mogelijk dat ik mezelf niet in de vernieling help? Als ik mezelf niet kapot maak, zal ik het ook een ander niet doen. Maar hoe kan ik het verval in mezelf stopzetten? Want die vloed van verderf is een constante bedreiging, zonder enig respijt. Hoe kan dat stopgezet worden? Stellen we die vraag ooit? Of stellen we hem pas als het te laat is, als het eindsignaal al heeft geklonken? Dan is het uiteraard te laat. Wat is het juiste moment om die vraag te stellen? De reddeloos verlorene kan die vraag niet stellen. Hij kan schuld bekennen, spijt betuigen, berouw hebben, alle denkbare goden aanroepen – maar dat is dan allemaal werk van iemand waar eigenlijk al geen leven meer in is. Het is te laat. De vraag is dus op welk moment je het verderf moet stopzetten. Is dat in de jeugd? Wanneer is het te laat?
Het heeft niets met leeftijd, tijd of omstandigheden te maken. Juist doordat we ons daarop verlaten gaan we te gronde. Die afhankelijkheid is de kiem van het verderf. We vertrouwen op dingen van buitenaf om een vervulling te vinden die nooit komt. We verwijten de wereld zijn grauwheid. En de wereld is grauw, maar dat is hij doordat wij, jij en ik, en iedereen verder, hem grauw gemaakt hebben. We maken onszelf verwijten. Aan de buitenkant verwijt ik mezelf wat ik van binnen ben, alsof er twee entiteiten waren, terwijl er maar een is. Ik maak mezelf verwijten, maar ik besef het niet eens. Ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen ondergang, dus verwens ik mezelf, en terecht! Maar ik besef niet dat ik het zelf ben. Wat moet ik dan doen? Die ondergang is een feit, dat is maar al te duidelijk. Het lijkt of het van buitenaf komt, maar de buitenkant is het product van het binnenste en is hetzelfde als het binnenste. Ik ben de oorzaak van dat alles. Wat kan ik doen? Wat kun je doen? Kun je jezelf echt die vragen stellen en meen je het dan ook werkelijk?
Als je die vraag stelt, beschik je over de nodige energie en is het je ernst. Met het stellen van die vraag schuifje alle andere omstandigheden opzij: tijd, leeftijd, buitenwereld. En dat komt niet voort uit iets ziekelijks, niet uit gedeprimeerdheid of uit hoop. Je staat oog in oog met iets enorms. Als je voor zo’n enorme uitdaging staat, heb je de energie om die uitdaging aan te gaan, want je bent er absoluut zeker van dat je voor jezelf verantwoordelijk bent. Dat stopt het proces van verval. Je gaf de wereld en de anderen de schuld, dat heeft veel energie opgeslorpt en je uitgeput. Nu je ophoudt anderen de schuld te geven is die energie beschikbaar, hier en nu. Die concentratie van energie is het begin van het einde van het verval. Die energie is niet van mij of van de wereld, die energie is intelligentie.”
Uit: The Link, lente/zomer 1999. Copyright Krishnamurti Foundation Trust. Overgenomen uit: Nieuwsbrief Stichting Krishnamurti Nederland, najaar 1999.
Op 11 september jl. kwam mijn vrouw Klaaske thuis ten val en brak haar bekken. Na het eerste telefoontje naar de dokter, kwam de hele zorgmachine op gang en na een kleine omweg lag ze vijf dagen later in revalidatiecentrum ‘De Die’ in Amsterdam Noord. Voor mij een bekende plek, ik had daar jaren geleden een paar dagen voor Maarten gezorgd, die zijn knie gebroken had.
En dan sta je daar plotseling weer midden in de wereld van het leed. Je ziet het om je heen, hoort Klaaske’s verhalen over de lotgenoten die ze daar ontmoet – over de breuken, over de eenzaamheid en ook over de ongelofelijke inzet en meelevendheid van het verplegend personeel.
Ik ging te rade bij de toespraken van Maarten en herinnerde me zijn verhaal van de vrouw die haar hart uitstortte bij de Boeddha en te horen kreeg: ‘vrouw, ga bij alle deuren langs en ontdek waar het leed ontbreekt’ – en overal was leed… Toen ik deze toespraak las, realiseerde ik me plotseling dat het die hele speciale sessie was, waarin Maarten geconfronteerd werd met een leerling die hem, juist door het accent wat hij legde op het leed van de wereld, met grof geschut te lijf ging: ‘dat hij de aanwezigen een schuldgevoel wilde opdringen, dat hij een Savonerola1 was.’ Maartens reactie ging als volgt:
Maar die opmerking van Tine heeft een herinnering bij me bovengebracht, die illustreert dat de geestelijke weg uiteindelijk uitmondt in het besef dat je verantwoordelijk bent voor álles. Behulpzaam zijnen het grote bestel, Eefde december 1989, woensdagmorgen
En toen vertelde hij over de Jood, die hij in het Jappenkamp leerde kennen, die gemarteld was door de Gestapo – en medelijden met zijn beul kreeg.
Klaaske herinnert zich nog dat zij destijds met grote moeite naar dit verhaal luisterde, het leed kwam zo dichtbij… Het liefst sloot zij haar oren daarvoor. Ook andere sessiegenoten hadden deze ervaring. En plotseling kwam de tekst van ‘Een vergissing’ bij me boven, de convocatie voor het Tao-zen weekend van augustus 2005, die Maarten zestien jaar later schreef:
Er was eens een man die veel gruwelijke dingen had meegemaakt. Op een dag dacht hij: “Zo zit het in elkaar, ik zal er de mensen van vertellen.” Dat was natuurlijk heel aardig van die man. Misschien kon hij ze zo voor veel onheil behoeden. Maar hij vergat, door het zo-zit-het-in-elkaar, aandacht te geven aan wat dagelijks om hem heen gebeurde. Ook vergat hij te kijken naar hoe het om hem heen was. Het liep uit op een ongeluk. Toen hij bijkwam uit de verdoving in het ziekenhuis, langzaam, stukje bij beetje, leek alles nieuw. Ieder moment was kostbaar. Iedere ademhaling veranderde iets in zijn lichaam. Er kwam geen einde aan zijn verwondering. Als hij de mensen hier eens van vertelde, zó dat ieder op zijn wijze er mee verder kon… Maarten Houtman, Een vergissing, Convocatie Tao-zen weekend augustus 2005.
Hein Zeillemaker ____________________ [1] Dominicaner boeteprediker en kerkhervormer uit Florence, die zich richtte tegen de pauselijke aflaat en het morele verval van zijn tijd. Hij belandde in 1498 op de brandstapel.
In ons eigen straatje zijn wij het centrum van de wereld… Als je als kind je adres opgaf, fantaseerde je daar de hele wereld bij – nu zou dat zijn: Hein – Elpermeer – Amsterdam – Nederland – Europa – Aarde – Heelal. Dit prille ‘kosmisch bewustzijn’ verraadt misschien al een oerbesef van de onmetelijkheid. Hoe kan dat besef bij ons binnenkomen, voorbij ons metende denken? Hieronder drie voorbeelden, elk van een heel andere orde:
1. Het superzware zwarte gat Sagittarius A*
Afbeelding bovenaan: Twee jaar geleden haalde hij voorpagina’s van kranten wereldwijd: het gigantische zwarte gat in het centrum van de Melkweg, Sagittarius A* (Sgr A*), vastgelegd door een netwerk van radiotelescopen. Nu hebben diezelfde telescopen indirect een opname gemaakt van de magnetische velden rondom Sgr A*, een object waarvan de zwaartekracht zo sterk is, dat alles wat te dichtbij komt, er voor altijd in verdwijnt, zelfs licht. Astronomen zagen daarop sterke, spiraalvormige magnetische velden, wat eerder ook al werd waargenomen bij een ander veelbestudeerd zwart gat M87*. Mogelijk is dit dus ‘typisch’ voor zwarte gaten. En misschien straalt Sgr A*, net als M87*, dan ook stromen materie uit via dat magnetische veld. Sgr A* staat 27.000 lichtjaar van de aarde en zijn massa is vier miljoen keer die van de zon. Laura Bergshoek, NRC 28 maart 2024
Het centrum van de Melkweg, met Sagittarius A*,dat zich in het midden bevindt. De grote afbeelding bevat röntgenstraling van Chandra in blauw en infraroodstraling van de Hubble-ruimtetelescoop in rood en geel. De inzet toont een close-up van Sgr A* in röntgenstraling, die een gebied van een half lichtjaar breed beslaat.
2. Roman ‘De breuk’ van Maarten Houtman
Fragment uit de autobiografische roman‘De breuk’, hoofdstuk ‘Het onmetelijke’. Het troepentransportschip waarmee Maarten terug naar Holland vaart, komt vlak na de schemer in een zandstorm terecht. Gewapend met een oliepak en een stofbril, neemt hij op het dek het schouwspel in ’t oog:
“Ik vergeet alles en kijk er zó intens naar, dat ik meegevoerd word door het geweld van de zandrivieren die zich in de einder verliezen. Alle ballast is van me afgenomen. Schoongeschuurd heb ik het kleine schip met zijn mierenbedrijvigheid verlaten en ben ik onderweg naar wat nog komen moet, maar dat ik al vermoed. Ongeremd door overwegingen en menselijke berekeningen zuigt de verte me op, steeds sneller, totdat ik door een open plek de sterren op me af zie komen, eerst wit en ver, dan steeds dichterbij in allerlei kleuren van zacht tot verblindend fel. Ik moet nu terug zijn in de oorsprong en kan opnieuw gevormd worden, zonder al de aangroeisels die me tot nu toe verstikt hebben en waar de mensen zo trots op zijn. Daaraan te sterven lijkt weldadig.” Maarten Houtman, De breuk | Het onmetelijk.
3. De ‘Microcosmic Orbit’ van Mantak Chia
Op de kennismakingsbijeenkomst met Chia in 1985 in Krasnapolsky in Amsterdam, liet hij de raanwezigen een Qigong oefening doen, zittend op hun stoel. Hij vroeg ons de aandacht eerst diep in de aarde te richten, om dan de ruimte boven je hoofd te verkennen, om zo contact te maken met de kosmische energie.
Taoist Cosmic Healing is a holistic approach to healing that seeks to restore balance and harmony within the body, mind, and spirit by aligning oneself with the energies of the Cosmos. Mantak Chia
De toespraak van de maand komt uit een sessie die onlangs teruggevonden werd. Het geluid stond nog niet op het web en de tekst was nog niet uitgetikt. Vele handen hebben gewerkt aan deze publicatie op internet. De tekst werd gecorrigeerd nadat een computer-programma de gesproken tekst omgezet had in een tekstbestand. Deze nieuwe Adam had wel wat moeite met Maartens namen, dus redactie was nodig.
“Wij leven vanuit de namen”, zegt Maarten, en daar proberen we het niet-waarneembare terug te vinden. Maar het wordt niet gevonden door onze inspanning. “Het is iets wat onverwacht, net als een klein koeltje binnenkomt, en weer verdwijnt”, zegt hij.
In deze toespraak laat hij ons zien wat ons “leven met de namen” betekent. Klaaske Fokkens
Atlas
Bestaan vangt aan met woorden ademhalen opdat wat om ons heen is wordt verstaan. Wat is en schijnt laat zich pas gadeslaan als chaos wordt ontbonden door vertalen.
Uit nevels breken zich begrippen baan. Maar lichten doen, al naar ze feller stralen, wat hen omringt verdichten. Wij verdwalen dus toch; wat taal onthult doet hij de dampen aan.
De taal een Atlas, die verklarend fluisterend per ademtocht de werkelijkheid verduistert die hij nochtans ten einde toe moet dragen.
Waarna wat was en scheen in leegte overgaat die door geen preveling zich meer vullen laat als woord en werkelijkheid uiteengaan en vervagen.
“Dit gesprek tussen ons kan misschien een hulp zijn om het voor jezelf te gaan onderzoeken. Want ieder mens kan dat, zodra hij ziet dat het heel erg nodig is, niet alleen voor hemzelf, maar voor alles in de wereld. Dat kán een mens. Dan is hij niet meer voor zijn eigen heil bezig, want hij ziet dat hij onlosmakelijk verbonden is mét de wereld, mét z’n lichaam.” Zo leidde Maarten Houtman deze toespraak in.
Jullie hebben al lang opgemerkt dat we veel intenser zitten als we met elkaar oefenen, dan in ons eentje thuis. Dat zou, als je alle andere aspecten van het kloosterleven even buiten beschouwing laat, wel eens de kernbeleving van de kloosterling kunnen zijn en die van ons, als we meerdere dagen samen oefenen en we elkaar ook buiten de meditatieruimte meemaken. Dan hebben we wel het voordeel en niet het nadeel van altijd bij elkaar zijn. Altijd bij elkaar, buiten de samenleving, blijkt vernauwend en ergernis bevorderend te zijn, zoals ik in kloostergemeenschappen heb meegemaakt. Wat zegt dat ons? Dat we alle mogelijkheden van samen oefenen moeten aangrijpen en zien of we thuis niet met een of meerderen kunnen oefenen. Want het doordringen tot je totale zelf heeft het nodig los te komen van de altijd terugkomende beelden die je op je eentje tegenkomt. Nu het georganiseerde samen zitten terugloopt, kunnen we dat misschien compenseren.
“Het is oneindig veel moeilijker om kalm en in vrede gade te slaan hoe je denkt, hoe je handelt, wat je verwacht en van waaruit je verwacht, dan een van de heel vele dingen in de wereld te volbrengen die ook nodig zijn.” Sessie juli 2001, inleiding zondagmorgen
Foto boven: De Tempelberg in Jeruzalem, eerder deze maand. FOTO AMMAR AWAD
Het is tijd om de religieuze narratieven in het Midden-Oosten veel serieuzer te nemen, betogen Beatrice de Graaf en Stefan Paas. Welkom in het universum van de apocalyptische geopolitiek. Gepubliceerd op 27 juni 2025
Je weet dat je in een ander universum bent aangekomen als je Tucker Carlson als de stem van de rede gaat zien. Precies dat gebeurde vorige week in het podcastgesprek van Carlson met de Texaanse senator Ted Cruz. Cruz verdedigde vol vuur het besluit om Iran te bombarderen, want „de Bijbel zegt dat wie Israël steunt gezegend zal worden en wie Israël niet steunt, wordt vervloekt”. Carlson, ook een christen, veegde vervolgens de vloer met Cruz’ misleide bijbeluitleg aan.
Welkom in het universum van de apocalyptisch geïnspireerde geopolitiek. In alle verslagen en berichten over de oorlog in het Midden-Oosten wordt te weinig aandacht besteed aan de doorwerking van eindtijdvoorstellingen in de escalatie. Waarom dat is? Misschien wel omdat het conflict zó complex is, zo gelaagd en diepgeworteld, dat het heel verleidelijk is om het dan maar plat te slaan. Het zijn de kolonisatoren versus de onderdrukten. Het is Iran tegen Amerika. Het gaat om macht. Om geld. Om olie. Of, altijd goed in situaties waar religie en ideologie een rol spelen: ze zijn gek geworden.
Als coping-mechanismes voor commentatoren en lezers in tijden van onzekerheid mag dit werken. Als geopolitieke leidraad niet. De seculiere knip tussen ‘geloof en politiek’ is een misvatting die in het overgrote deel van de wereld niet opgaat. Al helemaal niet in het Midden-Oosten. Kortom, het is tijd om de religieuze narratieven in de oorlog in het Midden-Oosten serieus te nemen: religie geeft met behulp van verhalen, boeken, rituelen, handelingen, preken en gezangen
vorm en richting aan ontwikkelingen die al gaande zijn. Vooral verhalen over de Eindtijd, over de laatste strijd die op handen zou zijn, en die de Apocalyps, (de onthulling) zou inluiden, doen het goed als het gaat om het verder mobiliseren van mensen die al boos, bang, arm, onderdrukt zijn. ‘Verlost’ Palestijns volk En laat dat nu net gaande zijn in Israël, in het bijzonder rondom de Tempelberg. Toen Israëlische politiemensen in mei 2021 Palestijnse gelovigen verhinderden om in de Al-Aqsamoskee te gaan bidden, brak er een opstand uit. Hamas verklaarde dat de Palestijnen niet zouden rusten voordat ze het heiligdom hadden veroverd op de Joden. Want ‘alleen dan zal het Palestijnse volk verlost zijn’. Ook na de aanval van Hamas op Israël, op 7 oktober 2023, verklaarde de Palestijnse leider Haniyeh met Koranteksten dat de Eindtijd in vervulling zou gaan, en dat Palestijnen zich bij de strijd moesten voegen en als martelaren naar de hemel zouden gaan Omgekeerd hadden Israëlische ministers zoals Itamar ben Gvir en Bezalel Smotrich niet nagelaten te eisen dat het joodse volk „Judea en Samaria” weer in handen zou krijgen, de oudtestamentische benaming voor de Westbank, en dat de Palestijnen sowieso voorgoed en helemaal van de Tempelberg verdreven zouden moeten worden. Sterker nog, het was tijd, Eindtijd, om de ‘Derde Tempel’ te bouwen: de tempel die na verwoesting van de eerste, oorspronkelijke door de Babyloniërs, en van de tweede door de Romeinen, zou herrijzen als teken van de naderende komst van de Messias. De plaats waar dat moest gebeuren: bij de Klaagmuur, precies op de plek van de Al-Aqsamoskee, wat volgens moslims juist het derde heiligdom van de Islam is, omdat de profeet Mohammed daar ten hemel zou zijn gevaren (Mi’raj). En om de opeenstapeling van territoriale eindtijdverwachtingen af te maken: de Al Aqsamoskee is ook voor veel sjiieten (Hamas is soennitisch) de plaats waar de Twaalfde Imam mogelijk zal terugkeren om recht en vrede te herstellen en het begin van de eeuwigheid (en het einde der tijden dus ook) in te luiden. Voor Iran is Israël bovendien de ‘kleine Satan’ en zijn moslims wereldwijd geroepen om hun ‘ticket to heaven’ via de strijd tegen Israël te winnen, en zo het einde van de ‘occultatie’ (de verhulling) van die Twaalfde Imam te bespoedigen. Verkeersplein van goden Maar nu zijn we er nog niet. Als een waar apocalyptisch verkeersplein van goden, maar dan zonder vangrails of stoplichten, is Jeruzalem, en in het bijzonder de Tempelberg, ook het projectiescherm voor christelijke zionisten. Voor veel Amerikaanse (en in mindere mate Europese) christenen zoals Ted Cruz gaat de leer van het ‘dispensationalisme’, ofwel de bedelingenleer op. Die houdt in dat de eindtijd zich zal voltrekken volgens een dienstregeling. De Messias zal terugkomen op de wolken, maar dan moet eerst het volk Israël in zijn oorspronkelijke land, en dus ook met zijn tempel, hersteld worden. Ook moet er volgens die leer nog een massabekering van joden volgen, maar dan breekt ook het rijk van recht en vrede aan. De tragiek is dat op dit verkeersplein elke religieuze stroming put uit gedeelde tradities, maar dat elk zijn eigen eindtijds-route rijdt, op ramkoers met de andere. Allemaal verwachten ze een eindstrijd en één god die wint, die van henzelf. Wanneer nu buitenstaanders gaan roepen dat één verhaal wel heel bijzonder slecht is, en tot genocide leidt, dan maakt dat de aanhangers van dat verhaal niet milder. Ze zullen harder gaan razen. Sterker nog, ze raken er alleen maar nog meer van overtuigd dat die ander bezig is hun verhaal, en henzelf, uit te roeien. De ander is een trawant van de Antichrist, een onwetende collaborateur van Gog en Magog (de apocalyptische monsters uit het Bijbelboek Ezechiël). Vijftigduizend doden is een sterk argument daarvoor. Net zo goed als dat meer Israëli’s dan vóór 7 oktober van mening zijn dat Hamas nooit zal stoppen met de terreur. Noch het roepen van ‘genocide’ richting Israel (hoe terecht ook), noch het vergoelijken van Hamas als een antikoloniale verzetsbeweging, laat staan de Trumpiaanse Gaza Resort-illusies, doen recht aan deze grondgebonden religieuze verlangens. Het laat ook zien dat Israël en de Palestijnen hier niet zelfstandig uit kunnen komen. Daarom is het tijd om eerst goed te begrijpen hoe diep veel
deelnemers aan het conflict in zo’n eschatologische mindset zitten. Daarna, maar pas echt daarna, is het tijd om de massaradicalisering te bevriezen en een andere, meer inclusieve route naar recht en vrede te vinden. Het haalt weinig uit als we hier aan de zijlijn schreeuwen en radicaal partij voor één van beide kiezen. Daarentegen moeten EU en VS, samen met de landen in de regio, artikel 194 van de VN eindelijk serieus nemen, waarin onder meer staat dat Palestijnse vluchtelingen recht hebben op terugkeer. Wat hielp in het verleden in situaties van ideologische massaradicalisering waren grootschalige vredesconferenties in de regio, mét internationale troepenmachten die vrede afdwongen en handhaafden. Niet omdat de we eschatologie niet serieus nemen, maar omdat we het juist zo serieus nemen, dat we ook erkennen dat er met al die rondrazende profeten in afwachting van die Eindtijd maar beter wat extra verkeersborden en regelaars kunnen worden neergezet. Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC van 28 juni 2025.
Beatrice de Graaf is faculteitshoogleraar en historicus (Universiteit Utrecht) en columnist van NRC. Stefan Paas is hoogleraar missiologie en publieke theologie (Vrije Universiteit en Theologische Universiteit Utrecht). Ze maakten samen over dit onderwerp een aflevering van De Ongelooflijke Podcast.
“Dat is toch eigenlijk een groot wonder, dat dat dus kán, dat dat raamwerk waar je je hele leven in functioneert, plotseling weg is. Dat is echt een veel groter wonder dan al de verhalen over zenmeesters. Dat is namelijk de kern van de zaak, dat je niet meer voelt, denkt, handelt, oordeelt, volgens van te voren vastgestelde normen.”
[…]
“Dat is nogal wat, wat ik hier zeg, maar het is gewoon waar. En iedereen van jullie kan dat in zijn eigen leven opmerken. Op het moment dat je – zeggen wij dan – verliefd bent, dat er een mens op de wereld is die alles voor je betekent, op dat moment ben je even uit het raamwerk gevallen. Je hoeft niet met je wil te werken, je bent héél graag bij die mens. Je hebt er alles voor over om bij die mens te zijn, alles...”
Maarten Houtman, De geest moet volslagen vrij zijn | Huissen december 1994, Maandagmorgen
Hieronder het gedicht ‘Rita and the Rifle’ van Mahmoud Darwish[1]. The Astounding Eyes Of Rita van Anouar Brahemwas het verzoeknummer van Frenk Houtman bij het afscheid van zijn vader op 13 januari 2011.
Between Rita and my eyes There is a rifle And whoever knows Rita Kneels and plays To the divinity in those honey-colored eyes
And I kissed Rita When she was young And I remember how she approached And how my arm covered the loveliest of braids And I remember Rita The way a sparrow remembers its stream Ah, Rita Between us there are a million sparrows and images And many a rendezvous Fired at by a rifle
Rita’s name was a feast in my mouth Rita’s body was a wedding in my blood And I was lost in Rita for two years And for two years she slept on my arm And we made promises Over the most beautiful of cups And we burned in the wine of our lips And we were born again
Ah, Rita! What before this rifle could have turned my eyes from yours Except a nap or two or honey-colored clouds? Once upon a time Oh, the silence of dusk In the morning my moon migrated to a far place Towards those honey-colored eyes And the city swept away all the singers And Rita
Between Rita and my eyes – A rifle
[1] Mahmoud Darwish of Mahmoed Darwiesj (Arabisch: محمود درويش) (Al-Birwa, Palestina, 13 maart 1941 – Houston (Texas), 9 augustus 2008) was een Palestijns dichter en schrijver die talrijke onderscheidingen kreeg voor zijn literair oeuvre. In zijn werk werd Palestina een metafoor voor het verlies van zijn land, de geboorte en de heropstanding, de pijn van de verdrijving en de Palestijnse diaspora. Dichter Naomi Shihab Nye schreef over het werk van Darwish: “Darwish is de levensadem van het Palestijnse volk, de welsprekende getuige van ballingschap en ontvreemding…” In 2004 ontving Darwish de Grote Prins Claus Prijs voor zijn oeuvre. Zijn werk werd in meer dan twintig talen vertaald (Bron: Wikipedia).
“Maar, wat hebben we gedaan, wij hebben die oefening tot iets heel verhevens gemaakt, wat ons brengen zal naar…Ja, en dan is het ‘zitten’, net als alle oefeningen, gewoon een hindernis. We houden het niet uit om niets te doen. Dat houden we niet uit, daar zijn we te zwak voor.” Maarten Houtman, De geest moet vrij zijn, Toespraak voor juni 2025.
Mijn eigen wederwaardigheden bij dat ‘zitten’ (dat ik altijd tussen aanhalingstekens schrijf, als afwijkend van de normale betekenis) zijn navenant. Op mijn eerste meditatie weekend – dat je geacht werd te volgen, als aanvulling op de wekelijkse groep ‘Integrale meditatie op basis van Za-zen’, zoals Maarten het toen noemde – vroeg ik, na het enige tijd aangekeken te hebben, aan Maarten: “Als ik ‘zit’, mag ik dus niet naar de vogeltjes luisteren…” – alsof hij me een bevel gegeven had. Misschien was het nog een tic van mijn militaire dienst. Het kan natuurlijk ook zijn dat het veel eerder in mijn jeugd ontstaan was. Hoe dan ook, ik zat met de brokken.
Nu begin ik te begrijpen, dat het dat ‘niets doen’ was waar ik absoluut niet toe in staat was. Wat een oneindig lange weg…
“Ja, en dan is het ‘zitten’ , net als alle oefeningen, gewoon een hindernis.” En ja, zo ervaar ik het ook nog steeds. Als ik mezelf tot zitten zet, dan schrik ik gewoon als er buiten een luidruchtige vogel voorbijvliegt – die mag er nog steeds niet zijn…
Dus dát is wat Maarten hier met die ‘studie van het bewustzijn’ bedoelt: de waarneming hoe ik met m’n eigen ‘zitten’ om ga. En natuurlijk heb je dan regelmatig de neiging om dat ‘oefenen’ weg te gooien…
In Zeven gesprekken met een leerling die ik in de jaren negentig met Maarten had, bracht ik het nog een keer ter sprake: Maarten, móet dat nou, dat ‘zitten’. “Nou,” antwoordde Maarten, “ik zou het toch maar doen, Hein.” En daar heb ik me aan gehouden…
“De Zwarte Prinses (1999) ligt roerloos. Haar hoofd is ietsjes gekanteld, evenals haar langgerekte lichaam dat even van de grond komt, alsof het aanstalten maakt te gaan zweven. De enige beweging is het opwippende staartje dat haar sterke jonge nek accentueert. Armen en benen zijn afwezig. In plaats van voeten heeft ze een soort vissenstaart, maar anders dan de Kleine Zeemeermin uit het sprookje lijkt de Zwarte Prinses daar niet onder te lijden, De behoefte om te bewegen is haar vreemd, haar verlangens zijn gestold. Als een gisant rust ze in zichzelf, in haar eigen omhulsel van zwarte klei. De Zwarte Prinses is een raadselachtig monolitisch beeld, dat associaties oproept met een boegbeeld, een sarcofaag en Afrikaanse kunst waarin de boomstam nog prominent aanwezig is.”
“‘Zo heb ik haar gezien,’ vertelt Hanna Mobach. Tijdens één van haar vele reizen naar Noorwegen maakte ze een tocht door de Jotunheimen. Op 3000 meter hoogte lag er sneeuw, maar door de felle zon smolt de sneeuw op de hoogste punten weg. Het was zo stil dat je het water kon horen druppelen. Er ontstonden holletjes in de sneeuwvlakte. Stukken rots kwamen bloot te liggen en staken zwart af tegen de witte sneeuw. Ze spiegelden zich in het meer en vormden de contouren van een vrouw. ‘Telkens overkomt het me dat ik in een plooi van het landschap of de reflectie van het water mijn gevoelens weerspiegeld zie. Het zijn bezielde plekken, die aansluiten op wat er in mijn verbeelding al bestond.’ De tekening die Mobach van de verschijning in de Jotunheimen maakte kreeg een vervolg in een beeld.”
“Voor Mobach is de waarneming belangrijk, voedingsbodem en vertrekpunt voor de verbeelding. Ze heeft haar leven lang getekend, notities gemaakt van weidse landschappen in Groningen, Frankrijk en Noorwegen. In tekeningetjes die soms niet groter zijn dan een hand, zijn bomen aaneengesmeed tot plastische vormen met uitgesproken contouren, maken bergketens een omhelzend gebaar of manifesteren vluchtige schaduwen zich tot een ijle figuur. ‘Deze Icarusfiguur had ik in 1991 al waargenomen en getekend, maar in 1993 herkende ik zijn gestalte in de holtes van een kleigroeve in Brunssum. Toen kwam ik op het idee om ter plekke een afdruk van de aarde te maken.’ Mobach, die uit een oud pottenbakkersgeslacht stamt, was gefascineerd door de verweerde, gebarsten aarde, gegeseld door water, zon en wind als het gelaat van een oude vrouw. Ze maakte gipsafdrukken van deze sporen die op hun beurt dienden als mal voor een positieve vorm in klei . Zo veranderden de sporen van het landschap in de sporen van menselijk leven, in gestalten die aan omzwachtelde mummies of verdroogde veenlijken doen denken.[1] De Icarus en andere beelden uit deze serie (o.a.Demeter en Verdwenen water) zijn in feite objets trouvés. Balancerend op de grens tussen vorm en vormeloosheid prikkelen ze de verbeelding . Mobach heeft deze figuren herkend in de plooien van de aarde en de fragmenten afgedrukt, afgebakend en verwerkt in een beeld. Ze lijken ontstaan zoals ook de natuur ontstaat, en niet ‘gemaakt’.”
“Het werken met objets trouvés kent echter ook zijn beperkingen. Je bent tenslotte afhankelijk van wat je vindt. Mobach besloot zichzelf meer vrijheid toe te staan en de beelden zelf te maken. De met goudluster geglazuurde Stronk (1999) werd van de grond af opgebouwd uit plukken klei, met een handgebaar dat de suggestie van samengebalde energie versterkt. Bedding (1998-99), de wederhelft van Stronk, herinnert aan de lichte sporen van een rug in het warme zand, aan de ontvankelijkheid van moeder aarde. Bij dit beeld vleide Mobach de klei over een bedding van zand die ze met haar handen in de holtes drukte. Bedding en Stronk zien er ook ‘ natuurlijk’ uit, maar in de Voeten Zuid/Noord (2001, p. 11) wordt de figuratie explicieter. De voeten zijn breed en plat alsof ze groeien uit de aarde die ze betreden. De dunne benen vormen een hoek ten opzichte van de voeten waardoor de suggestie van beweging wordt opgeroepen. Het beeld van stromen vluchtelingen dringt zich op – vandaar de titel -, maar toch was Mobach hier in eerste instantie niet op uit. De oorsprong van dit beeld ligt in het wandelen, in het lopen in de natuur. ‘Vaak wordt de waarheid nog eerder ontdekt door de voet dan door het oog’, schrijft Meir Shalev en dat geldt ook voor Mobach.[2] ‘Ik ben me sterk bewust van mijn eigen lijf. Hoe mijn voeten contact maken met de aarde die zich onder mij welft als een lichaam. Soms lijkt het bijna onbeleefd om eroverheen te lopen’.”
Voeten Noord/Zuid, 2001-2002. Zwart bakkende klei met zwarte terra sigillata; 50 x 200 x 125 cm.
“Het oeuvre van Hanna Mobach is moeilijk te categoriseren.[3] Haar werk vertoont een cyclische ontwikkeling waarbij dezelfde thema’s in een andere gestalte opduiken. Figuratief en non-figuratief wisselen elkaar af, maar zijn steeds terug te voeren op de menselijke emotie en het gebaar dat daar uitdrukking aan geeft, zonder dat die emotie expliciet wordt gemaakt. ‘Waar het over gaat is moeilijk in woorden te vangen . Het gaat mij om de ziel van de dingen. Dat kan ik alleen zichtbaar maken in een beeld’.
Op de postacademische opleiding Ateliers ’63 kreeg ze les van Wessel Couzijn, Eddy Fernhout, Ger Lataster en Carel Visser.[4] Vooral Couzijn (1912-1984) was van grote invloed: ‘Couzijn was een sterke persoonlijkheid. Hij daagde je uit om te laten zien wat je wilde. Hij verlangde dat je betrokken was bij je onderwerp, maar gaf je ook alle vrijheid om je ideeën te verbeelden, precies zoals hij zelf ook werkte’. Couzijn had in 1936 de Prix de Rome gewonnen, maar was stukgelopen op het herhalen van wéér een vrouwelijk naakt. Wat had dat voor zin? Hij vertrok naar Frankrijk en vluchtte tijdens de oorlog naar Spanje. Vandaar week hij uit naar de VS om aan de jodenvervolging te ontkomen. De oorlog maakte een onuitwisbare indruk op hem. Bij het vormgeven van zijn emoties kon hij niet uit de voeten met de klassieke figuratie zoals die door prof. Bronner (docent aan de Rijksakademie) werd voorgestaan. Couzijn ontdekte de expressiemogelijkheden van gebruiksvoorwerpen, die immers een geschiedenis met zich meedragen, en versmolt ze met was tot organische beelden. Zo hadden wij op de binnenplaats van de Ateliers een grote hoop schroot waar de prachtigste stukken voor het uitkiezen lagen, gebutste en vervormde stukken ijzer die ik met gips en vlas tot een geheel smeeode. Die schroothoop was de oorsprong van Schelp (1967). Ik haalde de motorkap van een 2CV uit de hoop, die openwelfde toen ik h omkeerde, en ik werd getroffen door de houding van overgave. Andere beelden die ik in die tijd maakte zijn de in lood(!) gegoter Ruimtevaarder, en Sneeuwwitje en haar prins.’”
Schelp is een ontvankelijk beeld, Cape zijn tegenpool.
‘Cape’, h. 220 cm. Tuin Utrechts Provinciehuis ‘Rijsweerd’. Toen dat gesloten werd, kreeg ‘Cape’, dankzij een buurtinitiatief, in 2015 een nieuwe plek in het Kromme Rijn Park in Utrecht.
“De geheimzinnige gesloten Cape uit 1973 ontstond tijdens een wandeling op de causse in Frankrijk. Mobach zag tussen de scha een donkere vorm oprijzen die ze niet kon thu isbrengen, met een holte waarin iets scheen te leven. Het bleek een herder te zijn die zich in zijn cape had verborgen tegen de regen. Mobach werkte haar visioen uit in klei, het materiaal waar Mobach mee was opgegroeid en waar ze nu naar teruggreep. Ze kneedde twee modellen die haar te letterlijk voorkwamen, kneep de natte klei in elkaar en opeens zag ze de spleet ontstaan die haar had gefascineerd. Deze ondefinieerbare gestalte voerde ze uit in het groot. Ze beschikte over de mogelijkheid om de meer dan levensgrote Cape te stoken bij het familiebedrijf, ‘Mobach pottenbakkers’ in Utrecht, en zo werd Hanna Mobach een van de eerste keramische beeldhouwers in ons land.
Keramiek in de breedste zin van het woord is een omhulling vade leegte. Daar speelt Mobach met Cape op in. Cape, en Rode jas (1999) zijn net als ons lichaam, een tijdelijk omhulsel dat wij uiteindelijk van onze schouders zullen werpen. Mobach is sterk doordrongen van de vluchtigheid van het bestaan. Het zweven (Ruimtevaarder), het vallen (Jcarus) en de nagelaten sporen (Verdwenen water, Demeter) zijn daar de uitdrukking van. Zij zijn de voorouders van Zwarte prinses.”
‘Het werk gaat over de paden en de wegen, de holtes en de aanhechtingen, de verbindingen en de scheuren, de rondingen en hun afdrukken, de slijtage door de t ijd, in het lijf en in het gesteente. De voeten gaan en worden zelf aarde, en het land welft zich als een lichaam’, aldus Hanna Mobach.
____________________
[1] Naar aanleiding van deze beelden dichtte Rutger Kopland: 'Hemel en aarde, | en wij, | deze toevallige ikken, | die weten dat ze passanten zijn | en er maar eventjes bij horen | en niet'.
[2] Meir Shalev, De grote vrouw, Amsterdam 2000, p. 33.
[3] Er is een thematische verwantschap met het latere werk van Sigurdur Gudmundsson 1942) en David VandeKop 1937). Ook bij hen is er sprake van een synthese tussen mensguur en landschap.
[4] In de periode na de oorlog heeft Wessel Couzijn (1912-1984) als eerste in Nederland een beeldhouwkunst geïntroduceerd die niet slechts fungeerde als weerspiegeling of Interpretatie van de zichtbare werkelijkheid, maar als uitdruking van de eigen psychische wereld. Met zijn zeer persoonlijke opvattingen en oorspronelijke beelden was hij baanbreend voor de moderne beeldhouwkunst in Nederland. Tent . cat. Honderd jaar bouwen en verzamelen, Haarlem/Otterlo (Kröller-Müller Museum) 1988, p. 242. 'Het zijn', zoals Couzijn zegt, 'geen leesbare beelden, maar beelden die je moet ondergaan. Ik houd niet van de deformatie van de menselijke figuur [ ... I Het resultaat is afgeleid van iets wat het zelf niet is. Dan heb ik liever een kunstwerk dat met dat lijf niets meer te maken heeft, maar wel met een menselijk gebeuren'. Paul Hefting, 'Wessel Couzijn, (1912- 1984)' in: Het grote gedicht. Nederlandse beeldhouwkunst 194511994, Den Haag (Grote Kerk) 1994.