Maarssen juli 2002 | Vrijdag
Ik wilde het vandaag hebben over de weg die we allemaal kunnen bewandelen, een weg die alleen een beetje aandacht vraagt: de weg van eerbied.
Alles wat je ziet, hoort, alles wat je gebruikt, is de moeite waard. Ook de schijnbaar levenloze dingen, het bed waarin je slaapt en de tafel waaraan je werkt.
De mensen om je heen, het huis met zijn vele, vele dingen, ze horen er allemaal bij, ze zijn er niet zomaar. En ook de dingen die de mensen gemaakt hebben zijn de moeite waard. De mensen die met de computer werken, weten dat je er helemaal bij moet zijn, wil je geen fouten maken. Fouten maken betekent dat je er langer mee bezig bent dan nodig is. Maar als je niet met de computer bezig bent, dan denk je dat het er eigenlijk niet op aan komt, dat je het zomaar gebruiken kunt.
Dat is jammer. Want dat betekent, als je denkt dat iets op de wereld onbelangrijk is, dat je alleen bent, dat je niet verbonden bent. Als je eerbied hebt voor alles wat je omringt, ook voor jezelf, je lichaam, je gedachten, dan ben je nooit alleen, dan ben je altijd verbonden met honderd en één ding. Als je op reis bent van je huis hier naartoe, bijvoorbeeld, en je zit in de trein of in de auto, je bent hier nog niet aangekomen, dan zit je in je auto, je zit in je kleren en je hebt je gedachten.
Dus zelfs in die overgangstoestand van de reis ben je verbonden met al die dingen die in je leven zijn. Alleen, je bent een beperkte verbondenheid, thuis is daar, en het klooster waar je naartoe gaat is er nog niet. En als je uiteindelijk aankomt in dat klooster, dan heb je, behalve die kleren die je aanhebt, de bagage die je meegebracht hebt, de gedachten die door je heengaan, heb je dan weer de kamer waar je inkomt, misschien ben je daar al meerdere keren geweest. Dan is het dus een weerzien van iets wat er altijd was. En dus ben je altijd in gezelschap.
Dat kun je gewoon constateren. Dat is niet moeilijk. Het enige wat nodig is, is dat je er aandacht aan geeft.
Dat is heel prettig om er aandacht aan te geven, want je hebt natuurlijk allang gemerkt dat je gedachten eigenlijk losstaan van alles wat er is. Die zijn iets op zichzelf en die horen nergens bij. Ja, ze horen bij jou en bij je lichaam, maar dat voelt zich alleen tussen dat vele wat níet van die gedachte is.
Omdat je zo leeft, heb je behoefte aan zekerheid. En je hebt behoefte aan verzekeringen, op allerlei manieren. Het is nodig dat er mensen om je heen zijn die om je geven, en die dat ook uiten. Die aan je vragen hoe het met je is, zodat je het gevoel hebt dat je niet alleen bent. Maar dat is eigenlijk heel dwaas, want je bent nooit alleen, je bent altijd verbonden met honderd en één ding die je tegengekomen bent.
Het enige wat nodig is – dat is eigenlijk heel weinig, het verbaast me, dat is toch heel weinig – is dat alle dingen die je tegenkomt er niet zomaar zijn. De planten die groeien, de dieren die er zijn, de mensen op de wereld, die zijn er toch niet zómaar, die hebben toch een bedoeling, die hebben toch een richting. Die zíjn toch iets. Die zijn de moeite waard om te leren kennen. En hoe kun je ze anders leren kennen, dan door aandacht aan ze te geven. Dus niet te denken dat je eerst via God, bijvoorbeeld, bij de mensen terecht moet komen, ze zijn direct om je heen… Alles is direct om je heen.
Als je er aandacht aan geeft, dan wordt de wereld ongelooflijk groot, oneindig groot. Want je beseft ook dat de bomen die om je heen zijn, onderdeel zijn van vele, vele bomen over de hele wereld. En dat de mensen die om je heen zijn, onderdeel zijn van vele, vele mensen, over de hele wereld.
Je beseft ook – dat is echt niet zo moeilijk om te beseffen – dat als die mensen niet aandacht geven aan de mensen die om hen heen zijn, dat ze dan naar zekerheden gaan zoeken die ver weg zijn. Daarom zijn er godsdiensten, er zijn religieuze bewegingen, er zijn meditatiekringen… En dat is allemaal omdat we één ding niet doen, en dat is aandacht geven aan wat altijd om ons heen is. Voor de ene ziet dat er zus uit en voor de ander ziet dat er zo uit, maar je hebt er contact mee, het behoort tot jouw wereld. En het is belangrijk dat al die dingen die je kent, zo veel mogelijk vrij zijn, dat die zoveel mogelijk de gelegenheid hebben om hun weg te gaan.
Soms is er iemand die heel geduldig, ’s ochtends heel vroeg in de zomer, wacht op het goede moment, op het goede licht, om een foto te nemen van een bloem met de dauwdroppels er nog op, en die een foto neemt. Hij doet dat, omdat hij het moment dat die bloem in volle bloei staat, net aangeraakt door de dag en het licht, en dat hij die foto neemt om dat moment dat natuurlijk voorbij gaat, om dat vast te houden voor de eeuwigheid. Zolang het fotopapier blijft bestaan en de afbeelding nog niet verbleekt is, langer dan het leven van die bloem. Maar als dat moment voorbij is, is die bloem vergeten. En die bloem, die zijn eigen leven heeft, die verdort natuurlijk. Omdat we alleen maar het moment opnemen dat hij in volle bloei is, zijn we die roos vergeten. Die verdort en valt af. Dat is natuurlijk heel jammer, dat als we dat ene moment hebben vastgelegd, dat we dan plotseling afscheid nemen. En eigenlijk die verdorde bloem niet willen zien – terwijl een verdorde bloem héél erg mooi is.
Je moet het geheel van het leven willen zien. Niet alleen dat moment dat voor jou – en dat is eigenlijk een gewoonte – van belang is, maar alle andere momenten erbij. Als je dat beseft, ben je altijd in contact. En dat kost geen moeite, dat kost alleen maar een klein beetje aandacht. En het besef dat niets in de wereld er zómaar is, dat alles een bedoeling heeft – zoals jij een bedoeling hebt, en alle mensen om je heen.
Dat wij – denk ik, want het is voor mij echt onbegrijpelijk – ons wel eens alleen voelen, in een groep of zomaar in de dag, dat komt omdat we geen contact hebben. We hebben geen contact met de werkelijkheid, de werkelijkheid is dat alles leeft en dat alles voortgaat te leven. En dat – dat wordt dan heel vanzelfsprekend, daar hoef je geen ingewikkelde theorie voor te hebben, dat heb je niet nodig – dat zelfs als een bloem sterft, het leven doorgaat. Er komt een nieuwe bloem, en die sterft weer, en er komen weer nieuwe bloemen. En zo is het met de mensen ook.
Waar het eigenlijk om gaat, is dat je je bewust wordt dat jij, als het moment daar is dat je lichaam zijn tijd gehad heeft, doorgaat, als leven – niet in deze vorm, die je een tijdlang hebt mogen hebben. Dat is ook zo’n aspect, dat we hartstikke vergeten, dat we een tijdlang een lichaam mogen hebben. Dat is een heel groot voorrecht. Ik weet niet of een bloem dat beseft. En ik weet niet of een dier dat beseft. Maar de mens kan dat beseffen, dat hij een tijdlang dat lichaam gekregen heeft, maar dat het leven, het grote leven, dat in alle dingen is die wij kunnen zien, voelen, doorgaat. Dus dat wij, in de vorm die wij niet kennen, ook doorgaan, heel gewoon doorgaan. Dat we heel waarschijnlijk op een of ander tijdstip opnieuw gemanifesteerd worden in een lichaam. En dat het er op aankomt dat je je daarvan bewust wordt. Dat je dus niet beperkt bent tot dat ene leven in dit lichaam wat je zo goed kent, maar dat je gewoon doorgaat.
En omdat je om je heen ziet dat alle dingen in eindeloze herhaling terugkeren, ga je geleidelijk aan beseffen dat het erom gaat om van het leven te houden. Dus niet alleen van die vorm die je nu hebt, maar van het leven, dat nooit eindigt, dat altijd doorgaat…
Als je dat beseft, krijgt de dood een totaal andere betekenis – dat wat wij dood noemen. Dat is ook maar een naam, dat is een maatstreep die wij hebben aangebracht in ons bewustzijn. Maar dat je dus doorgaat, en dat die dood eigenlijk een geweldige kans is. Niet iets om verdrietig over te zijn, maar een geweldige kans is om straks – wanneer weet je niet – weer door te gaan, straks weer gelegenheid te krijgen om je te verbinden met alles in de wereld. Dat is toch geweldig. En dat je jezelf dag in dag uit hiervan bewust bent. Daar hoef je dus niet voor te zitten, daar hoef je niet iets van zen of zo te weten. Dat hoeft helemaal niet, je kunt het elke dag oefenen, aldoor maar, eindeloos oefenen.
Het is heerlijk om zo te oefenen, want je krijgt oneindig veel vrienden en vriendinnen. Niet alleen mensen, maar alles om je heen. En het mooie is, alles wat je aanraakt, alles wat je oog ziet, merkt dat op. De dingen die je in je huis gebruikt, voelen of je ze ziet, en niet alleen gebruikt. Je kunt het aan de eigen handbeweging merken, waarmee je de dingen doet. Je kunt merken dat je het respectvol doet. Dat je het niet ‘vlug, vlug’ doet. Want dat is een belediging van wat je gebruikt. Het is een voorrecht dat je het mag gebruiken, waarom heb je dan haast om het te verlaten?
Ik zie zo dikwijls mensen praten en wachten op een antwoord van de ander, en intussen bewegen hun handen ongeduldig. Gek toch, je bent in gesprek, je wacht op een antwoord. Waarom moet je ongeduldig zijn? Dat kun je alleen maar zijn als je eigenlijk niet bij die ander bent. Als je alleen maar een eigen doel nastreeft, namelijk om iets te horen. Eigenlijk is die ander onbelangrijk, daarom ben je ongeduldig.
Zo kun je dus, als je hier een beetje aandacht aan geeft, je leven totaal veranderen. En dat gaat heel ver… De dood wordt een totaal ander iets. Ieder ding wat je aanraakt, wat je ziet, wat je hoort van een ander, of wat je leest in een boek, krijgt een heel andere betekenis. Je bent niet ‘gauw, gauw, gauw, gauw’ aan het kijken hoe het eind van het boek is. Je leest het, misschien zegt het je niets. Dat is dan zo. Maar je bent niet meer op zoek naar iets, je laat alles tot je komen. Want je weet – gewoon ervaring, geen hocus pocus – dat als je geen aandacht hebt, alles je ontgaat. Dat is het enige.
Nou mensen, dat was voor vanochtend.
Toespraak augustus 2024
+ NOTITIE✏️ Het levensweefsel
Sitemap Tao-zen
Afb. bovenaan: Hanna Mobach, Z.t., 1996. Zwarte inkt op rijstpapier, 90x61cm