Mennorode december 2005 | Dinsdagmorgen
Als ik het goed in mijn geheugen heb, was gisteren uiteindelijk het gevoel aanwezig dat in de benadering die je hebt ten aanzien van de wereld, eigenlijk te weinig warmte is, heel gewone warmte, die maakt dat de ander het gevoel heeft dat hij niet iets aan zichzelf hoeft te doen, dat hij, zo als hij is, ervaren wordt.
Dat lijkt, als ik dat zo zeg, na alles wat we gisteren besproken hebben, eigenlijk heel simpel. Maar het is niet zo simpel als we denken. Want we hebben inderdaad te maken met dat verleden in onszelf, dat ons in meerdere of mindere mate dicteert.
De vraag is dus of de oorspronkelijke mens die wij zijn, tevoorschijn kan komen, in de handeling betrokken kan zijn.
Dat betekent natuurlijk een heleboel. Het betekent dat je al je meningen en oordelen, gedachten over, vaststellingen, niet opzij kunt schuiven. Want ze zijn er, met de bijbehorende agressie, zo dat nodig is. Maar ondanks het feit dat het niet opzij geschoven kan worden, is het niet de enige mogelijkheid waarmee wij naar de wereld kijken en luisteren, en naar de ander luisteren.
We hebben het gisteren gehad over dat moment dat je sterft en dat je afscheid moet nemen. Dat heeft daar ook mee te maken, dat je van dat wat soms al een heel leven lang in een of ander vorm bij je is geweest: het beeld van de ander, bewust afscheid neemt.
Dat betekent in de gewone zin dat je het afmaakt, dat je het niet nog laat liggen als een rest die je later ongetwijfeld zult tegenkomen.
Dat hele proces waar we in zitten – het is eigenlijk een groot wonder dát we erin zitten, dat we dat in de loop van de tijd zo langzamerhand bewust hebben gekregen – is nu in gang gezet, en je probeert het in gang te houden.
Dat is wel iets waar wij toegang toe hebben, dat in gang houden, en niet afbreken omdat het een beetje moeilijk lijkt, of onmogelijk lijkt, dat kan allemaal. Maar het gedurig in onze aandacht hebben, al datgene wat onderweg is in onszelf en in de wereld niet vergeten.
Gurdjieff heeft wel eens gezegd: het gaat erom dat je jezelf herinnert.
Dat is ongeveer hetzelfde: dat je je herinnert dat je dat hele instinctieve gebied bent, met alles wat daar bij hoort. Maar dat je ook dat andere bent, een heel andere laag in jezelf, een laag die zelden gelegenheid krijgt om aanwezig te zijn in je leven. En daar zoveel mogelijk aandacht aan geeft, zoveel als in jouw situatie, in jouw leven, met de mensen om je heen, mogelijk is.
Zoals we hier samenzijn, is dat in wezen aanmerkelijk gemakkelijker, omdat de dingen die we gewoonlijk moeten doen, ons uit handen genomen zijn. We zijn uit ons werk – in zoverre we in ons werk staan – dat leidt ons ook niet af, dat vraagt ook niks van ons. Het heeft natuurlijk resten in onszelf, en die komen we in de periode dat we hier zijn ook weer tegen. Maar ze zijn niet zo sterk, ze eisen je niet helemaal op.
Als je dan kijkt naar de aandacht die overblijft voor wat er op het ogenblik plaatsheeft, bij ons en bij de anderen om ons heen, dan doet zich de vraag voor: zijn we met de anderen in warm contact? Daarbij leg ik de nadruk op dat warm, dat wil zeggen, niet bits, kritisch, maar dat de ander rustig zich veilig voelt om zich met mij te verstaan.
De indruk die ik heb is dat dat wel aanwezig is, er is veel plezier aan tafel, en ook in de wandelgangen. Dat betekent dat er een geweldige ontspanning plaatsheeft, dat we niet meer het gevoel hebben dat wat wij, wat ik, beleef, zó bijzonder is, dat ik er niet over kan praten. In tegendeel, wat ik kan opmerken – en dat is natuurlijk altijd weer beperkt, ik ben maar één mens – is dat er op het ogenblik plaatsheeft is dat we niet meer onszelf afschermen, en niet meer zogenaamd beter willen zijn dan we zijn.
Want dat is een enorme energieverspilling, hè, dat eindeloze proberen beter te zijn dan je bent. En dat ‘beter’ – ja, je weet niet eens of dat echt béter is, dat is een idee wat je hebt: ja kijk, ik behoor tot die en die klasse, en dat betekent dat ik zo en zo moet zijn. Maar je buurman of buurvrouw, die in dezelfde klasse zit, heeft heel andere ideeën van hoe die moet zijn. En dat klopt maar zelden.
Dat kun je allemaal vermijden doordat je gewoon bent die je bent. En dat betekent natuurlijk ten eerste dat je jezelf accepteert zoals je bent. Dat je niet heimelijk denkt: ‘ja, nou zeg, daar ontbreekt toch wel het nodige aan, maar goed oefenen…’
Arme jij! Want het is verspilde energie.
Dus je kunt bijna zeggen: durf te zijn die je bent. Dat is de enige vaste grond die er is, al het andere zijn gedachten. En gedachten zijn, gevangen in de tijd, uit de stroom van het levende leven, dat voortgaat voortdurend te transformeren.
Waarmee ik begon was: hoe doen we dat, als we durven te zijn die we zijn, en zo te leren leven. Zit daar dan nog het gevoel achter van: ja, zo moet het nou gebeuren. Of is het iets fijns om te doen.
Gesprek (fragment)
A.: Naar aanleiding van het gesprek gisteren over de Boddhisattva, aan wie Ton Lathouwers dat idee van het plaatsvervangend lijden verbindt, moet ik denken aan jouw verhaal over een heilige in het kamp. Je vertelde toen dat als er iemand gemarteld werd, hij die ondersteunde en min of meer zijn lijden op zich nam.
Maarten: Dat was een heel bijzonder iets…
A.: Maar dat was Jezus ook.
Maarten: Dat weet ik niet, daar ben ik niet bij geweest.
Dat is het grote punt, van Jezus hebben we verslag gekregen op allerlei manieren, waarvan we niet weten of het juist is. Maar wat ik daar meemaakte, zag ik zelf gebeuren.
A.: Maar dat was dan toch ook plaatsvervangend lijden?
Maarten: Ja. Tenminste, als je het heel precies wil zeggen: hij maakte dat die mens op dat moment niet meer leed. Maar hij nam het niet op zich, hij had de mogelijkheid een invloed uit te oefenen waardoor die mens geen pijn meer had.
Maar hij had geen pijn, het was die oerkracht waar hij over beschikte, die kon maken dat die mens even uit zijn lijden was. Maar hij had zelf geen lijden.
Het is heel goed dat je die vraag stelt, dat maakt het al veel gewoner. Het is ook zo dat als je heel veel van iemand houdt en die heeft pijn, en je bent erbij en legt je hand op die plek, dat het dan heel vaak overgaat. Terwijl niet de pijn op je neemt, maar je hebt de kracht om dat te lenigen en een beetje minder te maken.
A.: Je had het gisteren over dat Boddhisattva idee van Ton Lathouwers. Maar hoe kwam hij daar dan aan.
Maarten: Dat is in het gesprek wel duidelijk geworden. Ten eerste is hij slavist en hij kwam het in de literatuur tegen. Ten tweede merkte hij in Rusland dat die idee in de Grieks-orthodoxe kerk nog heel levend is.
Dat heeft hem heel erg geënthousiasmeerd. Hij heeft z’n hele leven hiermee rondgelopen én het is een heel enthousiaste man. Ik heb bij mezelf ook heel vaak gemerkt, dat ik ergens heel enthousiast voor ben en dan in m’n enthousiasme vergeet dat ik het nog niet zelf verwerkelijkt heb, maar dat ik het graag zou willen.
Ik denk dat dat met Ton Lathouwers aan de hand is. Ik waardeer hem heel erg, dat enthousiasme is ook nodig in de wereld.
A.: Hij is natuurlijk katholiek opgevoed, en Jezus ook met zijn verlossing het lijden van de hele wereld op zich genomen, daar is hij in grootgebracht. En in de Russische literatuur komt dat altijd in voor. Dus dat is gewoon zijn oergodsdienst geweest. Maar waarom haalt hij die Boddhisattva erbij?
Maarten: Nou, dat is niet zo’n grote sprong, zoals hij dat stelt, heeft de Boddhisattva gezegd dat ze niet eerder zal rusten totdat alle levende wezens gered zijn. Dat is nogal wat, moet je je maar even voorstellen, al die miljarden mensen die er zijn en dieren… Dus dat is iets geweldigs voor hem. Maar bovendien is het zo geweldig dat het mij ontgaat, ik denk dan: nou ja, daar kan ik met m’n pet niet bij.
Dus ik begrijp wel waarom dit zo’n indruk op hem gemaakt heeft en dat hij aan de mensen vertelt van zijn blijde boodschap. Het gebeurt toch, of jij het weet of niet weet. Dat kan ik me allemaal heel goed voorstellen. Maar dat betekent níet dat ik denk dat het zo zit. Ik houd me wat dat betreft alleen maar aan m’n eigen ervaring. Dat wat ik in het kamp heb meegemaakt is mijn ervaring geweest. En die zag er een beetje anders uit.
B.: Je hebt wel eens gezegd dat als je op de tv of elders de ellende in de wereld ziet, dat voor jou een soort zweepslag is om hiermee bezig te zijn. Ik heb dat vanuit mijn katholieke achtergrond onbewust ook altijd een beetje vertaald naar dat jij dan ook het lijden op je neemt…
Maarten: …nee hoor, nee, nee…
B.: …ik begrijp best dat jij ook doelt op een proces waarin je jezelf beter met de wereld kunt verstaan en zo minder schade berokkend. Maar dit is er een beetje doorheen geweven.
Maarten: Daarom is het ook heel belangrijk dat het aan de orde gesteld wordt. Het Christendom is in deze wereld in het Westen toch heel machtig.
Ik ben erg blij dat het ter sprake komt dat ik dat hélemaal niet bedoel.
B.: Bij Ton Lathouwers is het sterke dat het zo ontroerend is zoals hij het brengt. Dat pakt je.
Maarten: Ja! Het is zijn diepe overtuiging, die voor een heleboel mensen toch heel belangrijk is. Ze hebben het gevoel: ja, we zijn niet verlaten, er is een kracht in de wereld die maakt dat we verder kunnen. En dan tevens heel erg sterk door zijn eigen ontroering, dat is denk ik een heel goed iets. Als je er dan maar niet die hele rimram bijdoet die er ook over gezegd is.
C.: Ik merkte onder het zitten dat het vanzelf gaat. En dan merk je dat je een beginner bent… Al die jaren weer ontdek je dat.
Maarten: Nou dan zijn we goede vriendjes, het is voor mij ook zo. Je merkt dat je afhankelijk bent van iets dat jij niet kunt regelen, je blijft altijd afhankelijk van of het toevallig mag of niet mag. En dat heb je niet in de hand. Je kunt natuurlijk wel zorgen dat jij in een zo goed mogelijke positie bent, dat als het mag, dat het dan ook binnenkomt. Dat kun je doen. Maar dat andere is… het geheim.
C.: Als het mij niet gegeven is, dan ben ik een dolende in de woestijn, met een sterk verlangen…
Maarten: Dat is ook het allerbelangrijkste, dat dat verlangen altijd gevoed wordt. En dat je er ook plezier aan kunt hebben voor jezelf. Dat is ook erg belangrijk, dat hoort bij dat gevoel van warmte wat je hebt, dat je jezelf ook vergeeft, en dat je zegt: nou ja, zeg, de woestijn die is er dus blijkbaar… Maar ik leef nog wel steeds, en ik kan de woestijn zien. Dat is al heel wat. Het merendeel van de mensen heeft geen besef dat ze in de woestijn leven.
____________________
[1] “Mantegna’s ruim een halve meter hoge doek lijkt wel een deel van een groter werk, zo krap passen de figuren binnen de omlijsting. Het bovenlichaam van Jezus, de striemen van de geseling zichtbaar op zijn huid, neemt het grootste deel van de voorstelling in. Zijn lijdzame uitdrukking contrasteert met de groteske koppen van de twee mannen die hem flankeren. In de bovenhoeken hangen briefjes met teksten die de Joden naar hun ‘koning’ schreeuwden. Het lijdt geen twijfel dat de mannen om Jezus heen Joden voorstellen, geschilderd op de karikaturale manier die destijds in Europa niet ongewoon was.” (bron NRC)
Sitemap Tao-zen
Bovenaan: Een Zangbrilvogel zit op een tak van de vroegbloeiende Ookanzakurakersenbloesem in volle bloei in het Ueno Park in Tokio, Japan (foto NRC)