Korte notitie over de Meester van het Verhaal

“Heel lang geleden, toen de grote verteller nog droomde en alles uit zichzelf gebeurde, schrok hij van het lijden dat hij zag. Hij besloot degenen die moesten lijden van een inzicht te voorzien, dat hen duidelijk zou maken waarom ze het moesten ondergaan. En ook hoe zij, nog langer geleden, hetgeen ze nu als lijden ervoeren zelf hadden gewild, opdat de grote voorzegging die alles op aarde en onder de hemel omvatte, zou kunnen worden vervuld.”

Zo begint het verhaal waarmee Imah, de oude vertelster, Maarten troost als zijn lievelingsboom wordt gekapt en hij als klein jongetje geconfronteerd wordt met dood en vergankelijkheid.[1] Het verhaal gaat over het leven en lijden van de mens in het grote geheel van de schepping, en vertelt ook dat de mens een inzicht geschonken is die hem kan verlossen uit zijn onbewustheid.
Imah, vrouw van een Dalang – een Javaanse schimmenspeler – vertelt Maarten van z’n derde tot en met z’n zevende jaar de Indonesische versie van het hindoe-epos de Mahabharata, iedere avond voor het slapen gaan, waarmee hij ingewijd wordt in de mythische beleving van het leven.
We mogen aannemen dat er een directe lijn loopt van deze inwijding in een oeroude orale traditie, naar de weergaloos verhalende kracht die we van Maartens toespraken kennen, toespraken waarin mythische zeggingskracht, diep inzicht en warme menselijkheid samenkomen.
In zijn autobiografische roman ‘De andere oever, een jeugd op Java’ [2] vertelt Maarten van zijn ontmoeting met twee grote geesten die van beslissende betekenis zullen zijn voor zijn verdere leven. Hij neemt als lid van de technische staf deel aan de Sterkampen en heeft er twee gesprekken met Krishnamurti, die ook daarna zijn gids zal blijven. En in het jappenkamp treft hij op het matje naast hem de oude Igor – een uitgeweken Witrus, door de inlandse bevolking als heilige vereerd – die hem door z’n totale aanvaarding van de situatie en zijn bewuste sterven onopzettelijk onderwijst.
Maarten placht over deze ontmoetingen te zeggen: als je in je leven één mens tegenkomt die het begrepen heeft ben je gezegend, ontmoet je er twee dan ben je een gelukkig mens.
De definitieve terugkeer naar Nederland en de noodzaak z’n gezin te onderhouden, dwingt hem dan zich uiteen te zetten met ‘het domineesland’, een cultuur die hem wezensvreemd is en die hij slechts met grote moeite in zijn eigen belevingswereld kan integreren.
Als hij later, mede dankzij Dürckheim, in zen een vorm vindt die de bijna vergeten inspiratie doet opbloeien, hervindt hij de richting in zijn leven. Niet lang daarna start hij zijn eerste meditatiegroep op een landgoed van vrienden in Putten. Groepen in Baarn en Bilthoven volgen.
Daarmee is de basis gelegd voor een leven dat in het teken zal staan van het grote Verhaal, “dat oneindige Verhaal dat altijd doorgaat en dat door ieder die het vertelt vergroot en vernieuwd wordt, omdat je je eigen verhaal aan dat hele grote Verhaal toevoegt.” Meer dan vijftig jaar zal hij alles wat hij vernomen en doorleefd heeft – “en alle fouten die ik gemaakt heb,” zoals hij daar altijd bij vertelt – voor anderen beschikbaar stellen.
Dit is de man met wie we jarenlang mochten oefenen en van gedachte wisselen op de successieve oefenplaatsen waar we elkaar tegenkwamen. En met wie je ook als vriend samen de wereld kon doornemen.
Nu zijn plek leeg blijft en we niet langer, in een wijde kring om hem heen, naar zijn vertellingen kunnen luisteren, zullen we alleen verder moeten. Maar je weet ook dat zijn verhaal verder gaat en dat je moet blijven luisteren: ‘Ik kan blijven luisteren naar dat nooit eindigende Verhaal, ik behoor daartoe.’

Uit: ‘Blijf luistern, het verhaal gaat verder’, Uitgave stichting ‘Zen als leefwijze, 2005.

____________________
[1] Maarten Houtman: Mythisch verhaal over het leven en lijden van de mens (bestemd voor de bijeenkomst van de Sterrelaangroep van 14 mei 1994).
[2] Asoka, 2006.

terug naar Maarten en leerlingen