In balans

Huissen december 1996 | dinsdag

Ik droomde vannacht dat ik op een weg liep langs een rivier. Het zag er allemaal heel vredig uit, er was niets aan de hand. Maar geleidelijk aan begon ik te merken dat het heel warm werd, steeds warmer, en dat er een wind op stak. Die wind was gloeiend heet.
Ik keek om, want de wind kwam van achteren, van in mijn rug, en ik zag dat wat daar achter me was aan het verdorren was, en dat de dieren langs mij heen liepen, naar voren. Tegelijkertijd kwamen er van de andere kant af mensen aanlopen, die die wind tegemoet liepen.
Het werd steeds heter. Op den duur had ik het gevoel dat het schroeide. Dat was ook zo – ik merkte dat zelfs de rivier er last van had, want daar begon een nevel boven te komen, alsof het kookte.
Maar ik liep door, nog niet beseffend wat er aan de hand was. Het werd steeds heter, en de wind begon eerst te suizen en toen te brommen. En ik zag dat bomen ontworteld werden, zoals wel gebeurt in een draaikolk, voordat ze verschroeiden en verbranden.
Ik probeerde de mensen die naar me toe kwamen, te waarschuwen dat ze om moesten draaien, net als de dieren, en weggaan. Maar ze verstonden me niet, ze bleven naar het geweld van de vernietiging toelopen.
Op een bepaald moment in die droom – want ik wist eigenlijk wel dat de aarde vergaan zou, dat weet je eigenlijk voordat je het ziet gebeuren, wat ik opmerkte was een voorafschaduwing van wat er te gebeuren stond – toen herinnerde ik me, van dat ik heel klein was, dat je altijd naar binnen kon gaan. En dat deed ik. En het geweld verdween, en ik was in een grote stilte waar nog niets in was.
Geleidelijk aan ontwaakte ik op een groot plein in een stad. Dat plein keek aan de ene kant uit op korenvelden, en heel ver weg was een heel mooi bos, wat stil stond te dromen. En jullie zaten op dat plein, allemaal zoals nu in een hele wijde kring, en jullie keken uit daar naartoe.

Dat was de droom.

Die droom vertelt een oud verhaal, vertelt wat eigenlijk altijd gebeurt, alleen zal het waarschijnlijk op een steeds grotere schaal plaatsvinden: dat wij niet beseffen wat er gaande is. En ook niet beseffen wat onze plaats daarin is, en evenmin dat wij er iets aan kunnen doen.
Dat komt doordat we opgesloten zijn in onze kleine wereld. Waar van allerlei gebeurt, maar nooit op wereldschaal, altijd vlak om ons heen, in onszelf. Wat er verder weg gebeurt vernemen we via de communicatiemedia, maar het bereikt ons onvoldoende.

Dat betekent dat de krachten van het ontstaan langzamerhand ingehaald worden door de krachten van het vergaan. Dat speelt natuurlijk altijd, maar als het goed is zijn ze in evenwicht. En in dat evenwicht van het ontstaan en vergaan kun je tot bewustzijn komen.
Dat geldt in het klein – in ons leven van geboorte tot dood kun je je bewust worden – en dat geldt ook op wereldschaal. Maar als je dat niet beseft kunnen die krachten uit balans raken.
Het was ook heel opmerkelijk dat de dieren, en ook de planten en de bomen, zich afbogen van de vernietiging die plaatshad, maar dat de mensen er gewoon naartoe liepen. Dat geeft precies aan waar wij in verzeild geraakt zijn.
In vroegere beschavingen kwam dat ook voor, maar daar was het op heel kleine schaal. Maar nu wij kunnen ingrijpen in vele processen in deze wereld, kan datgene wat vernietigt de overhand krijgen. Dat gaat heel geleidelijk, en daarin schuilt juist het grote gevaar. Je kunt er dus ook niet voor waarschuwen, je kunt alleen maar die mensen waarschuwen die beseffen wat er aan de hand is. Dat was in de droom heel opmerkelijk, ik probeerde te zeggen: ga de andere richting uit, dus: kies de andere kant!

Wat wil dit allemaal zeggen? Het wil zeggen dat het in ieder van ons zelf moet gebeuren, dat niemand het je duidelijk kan maken als je het zelf niet beseft. Op het eind van de droom zaten we daar en zagen we dat het goed was. Dat speelt zich af als je het gaat beseffen. Als je het gaat beseffen, schrik je eerst, je schrikt ervan waar je voorstaat. Want het is niet niks, als de levenskrachten, het ontstaan, het gaan verliezen van het vergaan. En dat is toch wat geleidelijk aan duidelijk wordt.
Dat is de ene kant van de historie.
De andere kant is dat wij altijd terug kunnen keren naar de oorsprong – christenen zeggen dan: tot God. We moeten heel goed beseffen dat dat geen groepsgebeuren is, maar een proces in de enkele mens: het is niet iets in twee mensen, maar het voltrekt zich in één mens.
Dat betekent dat we het niet kunnen organiseren. We kunnen het de mensen niet als voorbeeld voorhouden, we moeten het helemaal zelf ontdekken. En uit die ontdekking onze conclusies trekken.
Als ik dat zeg, lijkt dat een beetje uitzichtloos, want we zijn gewend dat we iets met elkaar doen. Maar dit is een proces waarin we alleen staan.

Ik heb in vele gesprekken in deze afgelopen tijd gehoord: ‘ja, maar dan kom je alleen te staan…’
Dat is onvermijdelijk, je komt alleen te staan. Natuurlijk word je, als je daar doorheen gaat, je bewust van het feit dat je met iedereen verbonden bent. Maar dat is een heel ander iets, dat is geen relatieband zoals wij die kennen. De relaties die wij kennen zijn van de kleine mens, van de ‘ik’-mens in zijn historie, in dit voorlopige leven. Terwijl deze verbondenheid niet afhankelijk is van enige actie van jou.
Dat is een onderscheid tussen een voorlopige relatie en een tijdloze relatie. Een voorlopige relatie leg je: je vindt iemand, je legt een relatie, of je vindt een situatie en hebt daartoe een relatie. Dat is actie van jezelf uit.
Maar dat andere is gegeven is er altijd. Alleen, wij leven in een te klein geheel, in een tijdgebonden, voorlopige wereld.

Als je deze stroom volgt, kom je een sluis tegen, en die bestaat eruit dat je totaal op jezelf teruggeworpen wordt, dat je niet meer hebt dan die je bent. Dat geeft vanuit het ‘ik’-beleven een gevoel van verlatenheid. En dat is ook zo, je bent ook verlaten. Maar dat is noodzakelijk om oor en oog en gevoel te krijgen voor dat totaal andere.
Ik zeg dit met opzet, omdat ik gemerkt heb dat veel mensen het gevoel hebben dat alleen zijn in die zin een ongewenste toestand is, waar je uit moet. Maar het is juist datgene wat heel erg nodig is. Want pas vanuit het gevoel dat je al bij iedereen hoort, kan de relatie die je in het voorlopige hebt zijn diepgang krijgen.
Dan wordt het allemaal veel en veel eenvoudiger. Je beseft dat het voorlopige evenzeer nodig is als het tijdloze, dat de voorlopigheid de baarmoeder is van het besef van het eeuwige.
Daar kunnen we niet omheen, we kunnen niet zomaar als volwassen wezens in het Eeuwige staan, die ontwikkelingsgang is nodig. En blijkbaar is het zo – dat is het enige wat je echt weten kunt – dat wij als mensheid hier voor geplaatst zijn.

Want dit proces is natuurlijk al heel lang aan de gang, en er zijn telkens mensen geweest die beseft hebben wat er aan de gang was. Die hebben daar woord aan gegeven, en dat woord is gehoord door enkelen en die hebben het op hun manier weergegeven. Zo zijn de religies ontstaan die wij vandaag de dag als belichaming van die verschillende vertalingen naast elkaar meemaken.
Dit is het eigenlijke proces. Het gaat erom dat je dit proces aanvaardt, dat je jezelf er niet buiten plaatst door het te veroordelen, of door de mensen erom te veroordelen, maar dat je ziet dat het iets is wat zich voltrekt. Het enige van belang is jouw positie daarin – dus niet de positie van je buurman, maar jouw positie. En dat je daarin je verantwoordelijkheid neemt.

Dat is ook iets wat je bewust zult moeten doen: bewust afscheid nemen van al de kleine problemen waar je je mee bezig gehouden hebt, en je richten tot de basisuitdaging, die voor ieder van ons gelijk is.
Ieder van ons heeft zijn wijze van tot deze basisuitdaging komen. Daar moeten we elkaar niet hard om vallen, niet kissebissen, van ‘wat die zegt is fout … wat die zegt is niet goed … en alleen wat díe zegt is goed…’
Dat is onzin, ieder komt er op zijn manier. Maar dit is het basisgevoel, waar we allemaal toe komen – ik ben zo’n optimist om te menen dat we daartoe zullen komen, wat we ook doen. Alleen wannéér, dat zal verschillend zijn.

Het is natuurlijk wel zo dat hoe meer mensen dit beseffen, hoe groter de kracht van het ontstaan, de kracht van het geboren worden, weer wordt. Zodat misschien op den duur de balans hersteld kan worden. En dat het niet nodig is dat we eerst als mensheid vergaan, om op een andere manier weer verder te gaan.
Daar weten we natuurlijk niets van, maar ik zou het heel verdrietig vinden als het nodig was dat de mensheid eerst verging in zijn uiterlijkheid, zoals wij elkaar kennen, zoals we leven met alles wat er om ons heen is, om dan pas terug te gaan naar de oorsprong.

Het merkwaardige is dat de droom eigenlijk vertelt dat elk moment in je leven ongelooflijk belangrijk is, dat je niet kunt zeggen: dat is belangrijk, of: dat is niet belangrijk.
Dat hangt enkel en alleen af van in hoeverre je beseft wat er gaande is. Want het is ook geen doem waarover de droom spreekt – die betekenis kunnen we hechten aan wat zich voltrekken zal als we niet beseffen, als we op een of andere manier doorgaan in het patroon waarin we leven.
Wat er zo mooi aan is, is dat we op ieder moment die stap kunnen nemen. Dat is van niets anders afhankelijk dan van onze intensiteit van leven – niet van een Aquarius tijdperk of van een Vissen tijdperk, maar nu, altijd weer nu.

Het is fantastisch dat ons dat geschonken is, dat we het op elk moment kunnen ondernemen. En dat er niet, zoals we vaak gehoord hebben, een regel bestaat dat je eerst door een bepaalde hoeveelheid ellende heengegaan moet zijn voordat je die stap kunt nemen. Ons wordt alleen maar verteld: besef wat er gaande is, en besef tevens wat jouw plaats daarin is. Want geen mens die beseft wat er gaande is zal het onverschillig zijn, dat is onmogelijk.
Je ziet dan natuurlijk ook hoe beperkt je bent, het is helemaal geen gevoel van ‘ta-ta-ta-ta, ik ga dat doen!’ Absoluut niet. Het is een vanzelfsprekend je plek innemen.

Het is heel merkwaardig dat deze dingen die ik nu vertel in de Oudheid natuurlijk ook al gezegd zijn. Alleen hebben ze, omdat ze in vertaling tot ons zijn gekomen, een soort van noodlotsstempel gekregen en is er jammer genoeg een zeker doemdenken ontstaan. Misschien is dat ook nodig, ik weet het niet.
Vandaag de dag kom je dat natuurlijk ook weer tegen – behalve bij de mensen die nog steeds geloven dat als we nu maar technisch steeds beter worden, het allemaal voor elkaar komt. Die heb je natuurlijk ook. Maar het is een veel schonere historie, en ook een veel vriendelijker iets.

Dat in de droom die verschroeiende vuurwind – zoals dat in de mythische taal heet – ontstaat, geeft alleen maar weer wat de ernst ervan is. Het is niet een vriendelijk toekomstscenario, maar het is ernst, het is datgene wat er gaande is: het uit balans raken van die twee grote krachten in de kosmos – die bij ons een gevoelsdimensie gekregen hebben.
We weten niet of het bij de sterren ook zo is, maar daar moet haast wel hetzelfde plaatsvinden. Het is heel merkwaardig dat bij wetenschapsmensen die zich onder meer bezighouden met het ‘zwarte gat’ – een plek waar geen energie meer is, alleen nog maar materie –  geleidelijk een andere mening gaat postvatten over die zogenaamde verdwijning in een zwart gat.
Ze krijgen nu signalen dat ergens, heel veel elders, soms duizenden lichtjaren verder, weer energie ontstaat. En dat het afhangt van de plek waar je bent of wat de wetenschap dan het ‘zwarte gat’ noemt de overhand heeft, of het andere: het ontstaan.
Dat is het eigenlijke verhaal, en daar staan we midden in. En daarin hebben wij een functie.

Ik zeg het nu heel zakelijk: ‘daar hebben wij een functie in’, maar we moeten het wel inzien. Meestal is in het leven van een mens nodig – dat is mijn ervaring althans – dat hij zó uit zijn baan geslingerd wordt door de omstandigheden dat hij wakker wordt. Ik denk alleen dat wij in een periode van de geschiedenis zijn gekomen, waarin we niet eerst helemaal uit ons leven weggeslingerd hoeven te zijn om ons hiervan bewust te worden.
Maar zoals gezegd, ik ben een optimist, ik geloof erin dat, terwijl we een goed leven hebben – want dat hebben we natuurlijk met z’n allen wel, ook al hebben we allemaal onze zorgen en onze pijntjes en onze onvervulde verlangens – er tegelijkertijd het andere is, dat voortdurend om aandacht vraagt. Als je daarvoor gevoelig wordt – wat afhangt van de wijze waarop je leeft – hoef je niet uit je leven geslingerd te worden om dit te gaan beseffen.
Daarvoor zijn wij natuurlijk hier bij elkaar, dat is duidelijk, en daarom vertel ik wat ik vertel. Maar toch blijft het ieders verantwoordelijkheid óf hij er wat mee doet. Want ik ben gewoon een uiting van datgene wat er steeds plaatsheeft. En dat mannetje wat hier zit is echt niet belangrijk, maar datgene wat misschien door me heen komt, dat is belangrijk – omdat je dan vóór de tijd dat je eruit geslingerd word al op weg kunt gaan.

Het blijkt niet eens zo eenvoudig te zijn om je op weg te begeven. Want je wordt steeds teruggetrokken door het patroon waarin je zit – waarin natuurlijk allerlei onvervuldheden zijn. In dat kleine leven wat je leeft zijn altijd onvervuldheden, voor de één is het dit, voor de ander dat.
Je moet er dus ook rekening mee houden dat je telkens maar weer teruggetrokken wordt in dat oude patroon. Soms zal je er misschien van moeten zuchten, en denken: houdt dat nu nooit op, word ik altijd maar weer teruggetrokken in dat patroon wat ik eigenlijk al zo vreselijk goed ken…

Maar je hebt te maken met de krachten van behoud en van traagheid – dat is ook een van die mythische begrippen: de wetten van de traagheid die je terugtrekken in het bekende, in het oude patroon. Daar moet je niet ongelukkig of wanhopig over worden, maar zien: het is geen persoonlijke straf, het is iets wat zó werkt!
Het is zo jammer dat dat in veel religies in de loop van de tijd geleidelijk aan vertaald is geworden als een soort van straf. Het is geen straf,
je kunt het gewoon voor je zien dat het zo werkt, in je eigen leven merken dat, als je je al bewust bent, je telkens weer teruggetrokken wordt.
Maar elke keer dat je teruggetrokken wordt, kan het iets minder zijn, dringt het iets meer tot je door dat het je erfenis van zo vele eeuwen als mens is. En dat je daar doorheen moet, dat je het niet zomaar van je kunt afschudden. 
Het is een veel diepgaander proces wat plaatsheeft. We zijn er nog niet aan gewend en daarom worden we wel eens ongeduldig. Maar als je dit beseft, kun je blijmoedig verder gaan, dan kun je zeggen: o ja, dat hoort bij me, ik word weer teruggetrokken – maar ik kan weer loskomen.
Elke keer dat je weer loskomt, wordt die kracht van de traagheid, van het terugtrekken, minder. Dat heb ik zelf ervaren, en ik ben maar een gewoon mensje, dus het zal wel voor iedereen zo gelden.

Op deze laatste dag dat we bij elkaar zijn, lijkt het me heerlijk om te beseffen dat je én op ieder moment je hiertoe kunt zetten én dat je, als je je er eenmaal toe gezet hebt, door zult gaan, ondanks alles.
Daarin wordt alles van het voorlopige veel lichter, wordt het echt voorlopig, zodat je het vooral in zijn samenhang ziet. Er is in deze kosmische wereld geen onrechtvaardigheid, geen boze opzet, maar datgene voltrekt zich wat het totale één-worden bevordert.

Ook de dood krijgt daarin een totaal andere betekenis. Het betekent dat blijkbaar die periode van bewustwording afgesloten moet worden, opdat je nog intenser bewust kunt zijn, niet gehinderd door alles wat er vóór die tijd gebeurd is. Maar wat overblijft is die richting van het één-worden, van het bijeenhoren, van het omvatten en het omvat zijn.
Als je je daarvan bewust wordt, is het leven goed.


naar boven

< terug naar Vier mythische toespraken
Afb. bovenaan: Hanna Mobach, Mongoolse danserII, 2005, zwarte klei met zwarte terra sigillata, 46x62x54cm.