Af en toe een glimp van het oorspronkelijk gelaat

Zen-ontmoeting ‘Vier pijlers van Zen
Met Nico Tydeman, Ton Lathouwers, Jiun Roshi en Maarten Houtman.

Amsterdam, 23 juni 2001.

Ad: “Ik geef nu het woord aan Nico Tydeman, die dus de eerste inleiding gegeven heeft. Dat zal ongeveer twintig minuten duren en ik hou de tijd dan een beetje in de gaten. Daarna gaan we tien minuten stilzitten. Dus het woord is aan Nico. ”

Goedemorgen. Dames en heren, ik wil graag bij de inleider nog iets toevoegen in de biografie. Namelijk dat ik inderdaad begonnen ben, of de eerste aanraking met Zen, dat was bij Karlfried Durkheim. Maar daarna, vrij direct daarna, ben ik enige tijd in de leer geweest bij Maarten Houtman. Maarten gaf toen in Maarssen maandelijks bijeenkomsten, waar we begonnen met lichaamsbewustwordings-oefeningen en daarna Za-zen.
Dus ik ben eigenlijk ook nog leerling van Maarten.

Het is een heel feestelijke bijeenkomst. Eigenlijk heel bijzonder om, laten we zeggen, met vier verschillende Zen-scholen een keer bij elkaar te komen.
En dat we eigenlijk na zoveel jaren op onszelf gewerkt hebben, dat moest absoluut gebeuren, om elkaar eens te gaan ontmoeten. En dat is heel bijzonder. Ik heb ook Ton bijvoorbeeld leren kennen in 1974, hoe kan het anders: in een klooster, namelijk in de abdij Maria Toevlucht van de Trappisten. En we hebben elkaar daar ontmoet bij een sessie gegeven door Pater Lassalle. En Ton en ik slipten er af en toe tussenuit. Terwijl de anderen naar de lauden of de metten of de gezangen gingen, gingen wij even evalueren van hoe de sessie zegt te worden. Wanneer we elkaar ontmoet hebben, weet ik niet precies meer, mogelijk in het jaar 1982. Het kwam onder andere, omdat Prabhasa Roshi en Gempo Roshi allebei bijna tegelijkertijd in Nederland kwamen voor de eerste keer. Alleen Gempo Roshi was een paar maanden eerder.
En dat is de reden dat jij in Drenthe woont en ik in Amsterdam.

Toen deze dag georganiseerd ging worden, heb ik van Maarten vier punten opgekregen om te behandelen. Ik doe altijd wat een ander mij zegt.
Dus ik doe dat gewoon, vier kwesties eigenlijk, om daar iets aan op te hangen.
De eerste vraag van Maarten was: zijn jij en de wereld twee? Je kunt zeggen ja en nee.
Uiteraard, een manier van zeggen waar het in onze Zen-beoefening over gaat, is om te ontdekken dat ik en de wereld één zijn. Maar tenzij dat diep ervaren is, zegt dat niets. Of blijft het een conceptueel intellectueel zinnetje.

Uiteraard is voor onze beoefening non-dualiteit, eenheid, is punt nummer één. Ik denk wel eens, het zit al in het oude boeddhisme, wellicht de kern van Shakyamuni Buddha is wat heet met een Sanskrit woord Pratitya Samutpada. Oftewel, alles ontstaat tegelijkertijd in wederkerige afhankelijkheid.

Alleen al, dat wij hier zitten is de uitwerking, het gevolg, het resultaat van een ontelbaar aantal factoren waarvan ik er maar eentje ben. En die ene factor wordt eigenlijk totaal doordrongen door andere factoren. Of, zoals meester Eckhart het zegt, dat is eigenlijk hetzelfde maar van een andere kant uit gezien: “Wat wij beoefenen, dat is het zien hoe de dingen van iets tot niets worden.”
En de vraag is: wat is die ervaring van dat niets, ofwel van die non-dualiteit, van die eenheid. Wat ervaren we daar, wat wordt ons in die ervaring aangezegd?
Wellicht dat onze hele beoefening, dag in, dag uit, week in, week uit, jaar in, jaar uit, eigenlijk alleen maar op het oog heeft om een glimp te krijgen van die eenheid, van Pratitya Samutpada, van dat niets.

Zijn jij en de wereld twee? Dat is de eerste.
De tweede vraag was: Hoe lijfelijk is je zitten? Hoe lichamelijk is Zazen? Hoe fysiek?

Ik zeg het vaak, ik denk dat het Zen-boeddhisme twee geschenken heeft gegeven aan het Westen. De eerste is Za-zen. En de tweede is de leraar-leerling verhouding.
Over de laatste valt heel wat van te zeggen, maar dat eerste geschenk is het allergrootste. Die vorm, die fysieke vorm van zitten. Telkens het herhaalde hernemen daarvan. Telkens weer opnieuw als voor de eerste keer.
Ik denk vaak dat als we het helemaal lichamelijk doen, dan doen we het. Eigenlijk is het bewustzijn geen probleem.
Terwijl we voelen het lichaam ook vaak als een probleem, of de bewustzijn ook vaak als een probleem, maar eigenlijk zit daar het probleem niet. Als we het helemaal fysiek beoefenen, dan doen we het. Daar komen we, naarmate de wetenschap vordert, ook nog wel langs andere kanten achter. Dat het niet alleen de benen en het bovenlichaam is, maar dat het ook onze hersens zijn waarin het gebeurt, onze brains. In zekere zin is zen braintraining, wat iets anders is dan brainwashing.

Maar het is door en door fysiek wat we beoefenen. Verlichting komt van het lichaam. Het stilzittende lichaam schept die ruimte van groot bewustzijn.
En het wonderlijke is dat dáár, in die ruimte, degene die beoefent, het meest eigene van zijn bestaan vindt.

Drie. Een vraag: ben je vanuit je basis in de wereld?
Nee.
Het probleem, oftewel het wonder is, ik heb geen basis. En dat is mijn basis. Ik heb geen fundament. Ik heb geen grond. Ik ken geen principe.
En dat is ook belangrijk voor de zen-beoefening, dat Zen geen basis kent.
Ik vond het wel mooi in het programma, ik stond over de vier zuilen van Zen. En toen dacht ik van, dat is naar aanleiding van dat boek, ‘De drie pijlers van Zen’.
Maar in de loop van de jaren hebben we er dus één bij gekregen. Dat voelt heel solide aan.

Maar het is natuurlijk maar net hoe je het benoemt en wat de taal doet.
Maar het is wellicht nog belangrijker om te zeggen dat Zen geen zuil heeft, geen zuil kent. Zen heeft geen vaste grond. Omdat ons leven geen vaste grond heeft.
En juist omdat Zen geen grond kent, zijn we vrij om gronden, om fundamenten, om eventueel een pijler, eventueel een zuil, in onze beoefening te erkennen.
Omdat we geen grond hebben, kunnen we bijvoorbeeld de leraar-leerling verhouding als grond nemen. Of Za-zen als grond nemen. Of teksten als grond nemen.
Maar dat zijn dan de middelen, de adviezen, vrij om te gebruiken.

Mijn gevoel is dat een heel belangrijk inzicht voor ons, dat mijn leven geen basis kent, geen zekerheid kent. Niets om aan vast te houden.
Wellicht kunnen we van daaruit dus weer zeggen: ja, kijk, we beginnen in elk geval altijd hier. Vanuit geen huis, geen woning, kunnen we zeggen: dit is mijn woning, dit. En het is een hele wonderlijke woning. Dit.
Het heeft namelijk geen muren, geen ramen, geen deuren, geen dak. Een hele wonderlijke woning. Het is veranderlijk, open, kwetsbaar, vergankelijk.
Dat is het wonder van als je dit ziet als basis. Dit is zelfs niet mijn woning. Ik weet niet van wie dit de woning is. Misschien is het wel jullie woning. Misschien is het wel meer van jullie dan van mij. Dat zou weleens kunnen.

Vier. Hoe was je gezicht voor je geboorte?

Ja. Ik dacht, zou ik hem weggeven of niet? Dat doe ik niet.
Maar het is een prachtige koan. Misschien ook wel aanleiding om eventueel vanmiddag ook te praten over de nutteloosheid van de koan-studie. Want juist omdat het geen nut heeft, is het heel erg nutteloos. En daarom dus heel nuttig.

Maar het is een prachtige koan. Er zit ook een heel mooi verhaal achter, zo typisch voor onze Zen-beoefening.
Eén van de mensen die met deze koan geconfronteerd werd, was Kyogen.

En Kyogen is beroemd geworden van de koan van die mens die met zijn mond aan die tak hangt en geen hou vast kan vinden. En toen Kyogen zelf nog studeerde, eerst bij Hakuju en later bij Izan, confronteerde Izan hem met deze vraag: Wat is je oorspronkelijk gelaat nog voor je geboren werd? Nog voor je onderscheid maakte tussen Oost en West.
En Kyogen begon erop te werken, dagen, maanden. Maar hij kon met die vraag geen kant op.
Wat is je oorspronkelijk gelaat? Wat is dat?

En op een gegeven moment, wanhopig, kwam hij bij zijn meester Izan en hij zei: alsjeblieft meester, zeg het mij. En toen zei Izan, als ik het jou zou zeggen, zou het nooit jouw woorden zijn. Nooit jouw antwoord.
En dus moest Kyogen alsmaar weer verder tobben.
Maar na enige tijd kwam hij weer terug bij Izan en hij zei: ik geef het op, ik ben wanhopig hierover, ik weet er geen raad mee. Spijt me zeer.

En toen zei Izan tegen hem: nou, er is daar en daar een beetje afgelegen tempeltje. Ga maar voor het tempeltje zorgen.

En zo deed hij. Kyogen. Een verder onbekend, eenzaam plekje, waar hij elke dag dat tempeltje maar schoonmaakte.
En er staat niet precies hoe lang, maar het moet wel twee of drie jaar geweest zijn – dat hij op een dag aan het harken was en wat steentjes bij elkaar had en dat in de struiken wierp. En toen ketste er een steentje tegen een bamboe aan.
En toen brak het inzicht, het antwoord op die vraag, brak door.
En toen ging Kyogen naar Izan en gaf hem het antwoord.

Het komt eigenlijk weer terug bij punt één: het inzicht, de ervaring van non-dualiteit, van eenheid, van deze wereld. Er is geen onderscheid tussen mij en deze wereld.
Ik ben de wereld. De wereld is mij. Maar die koan die heeft een hele mooie laag.

Het oorspronkelijk gelaat. Kunnen we ons eigen oorspronkelijke gelaat zien? En je kan er ook aan toevoegen. Als je dat kan zien, dan kun je ook het oorspronkelijke gelaat van de ander zien.

Het is niet voor niets dat een van de grootste filosofen van onze tijd, Emmanuel Levinas, het menselijk gelaat als invalshoek, als uitgangspunt heeft genomen voor zijn hele denken over de mens. Het gelaat, het gezicht wat zo getekend is door vergankelijkheid. Het gezicht wat zo toont ouderdom en dood.

Wij spenderen jaren om ons gelaat een persoonlijke vorm te geven. Een masker, zeggen we ook. En het is onze Zen-beoefening om te ontdekken dat dit gevormde gelaat, een gelaat-loos zelf is.
Een oorspronkelijk gelaat. Datgene wat gaat vooraf of komt erna. Dat maakt niet zoveel uit hoe je dat zegt.
Vóór alles wat dit gelaat geconditioneerd heeft. Vóór die sterke, die subtiele, die psychische constructie van ik, mij, mijn. Oorspronkelijk, nog voor onze brein geconditioneerd is.

Het gelaat wat gevormd is. Wat alle condities, individuele, sociaal en maatschappelijke condities, ingedrukt gekregen heeft. Van ouders, leraren, gezaghebbers, autoriteiten.
Dat gelaat wat tot zich genomen heeft, alles wat van waarde en normen is in de maatschappij. En het is onze beoefening om daar dwars doorheen te kunnen kijken.
En te zien wat in alle oorsprong, in alle nieuwheid, aanwezig is.

Onze hele Zen-beoefening is eigenlijk niets anders dan opnieuw een glimp, af en toe een glimp te krijgen van dat oorspronkelijk gelaat.
En het is eigenlijk zo fantastisch dat we eigenlijk met zoveel mensen hier zijn en die beoefening met elkaar hier vieren.

Dankjewel.

Nico Tydeman

naar boven

< Zen-ontmoeting ‘Vier pijlers van Zen’