Toen Maarten Houtman na zijn toespraak Je eigen ervaring heiligen gevraagd werd wat er bij hem gebeurt als hij iets ervaart, gaf hij het volgende antwoord: “Er gebeurt een heleboel. Je ervaart iets, en er is in die ervaring iets dat onbekend voor je is. Het eerste wat je doet is teruggrijpen op alle andere ervaringen die er op lijken. […] En nu gaat het erom dat je rustig kunt wachten. Soms lukt dat, soms lukt dat niet. Als het niet lukt is het verstandig om iets te gaan doen wat er misschien absoluut niet mee te maken heeft, maar wat je wel dwingt om er helemaal bij te zijn. Je kunt gewoon iets in huis gaan doen. Als je je aandacht er maar helemaal bij hebt, al is het maar stofzuigen. Dan kan het gebeuren dat die aandacht zodanig is dat dat ‘iets’, wat je aldoor ontsnapt, weer binnenkomt. Soms schrik je ervan, soms niet zo, soms maakt het je heel gelukkig.”
Dat is precies wat wij, al schrijvend aan dit blog, willen proberen: wachten tot datgene wat je aldoor ontsnapt, weer boven komt drijven. Fijn dat je ons daarbij gezelschap wilt houden!
Afbeelding bovenaan: Hanna Mobach, Lovers Rock, 1998
Tijdens de wekelijkse bijeenkomst van onze toenmalige Amsterdamse huiskamergroep viel me een keer een uitspraak van Maarten in, waarin hij een toestand beschrijft ‘waarin alle tegenstellingen ophouden’. Terwijl ik daar op mijn meditatiebankje zat, stormde het vanbinnen – de eeuwige worsteling met de wereld en met de mensen om je heen. Toen viel me dat citaat in. Dat gaf me een geweldige troost. Plotseling leek het vanzelfsprekend dat die toestand ‘waarin alle tegenstellingen ophouden’, mogelijk is, ik wist gewoon dat het zo was… Maar ik voelde ook dat er nog iets aan ontbrak, er hoorde nog iets bij. Maar wacht eens … ja, dat was het: Maarten had die toestand omschreven als dat alle tegenstellingen ophouden in jou.
De cirkel was rond: je kunt aan al die conflicten met de wereld en met de mensen, niets veranderen. Het kan alleen maar tot een einde komen in jou. Dat gaf een plotselinge kalmte … dat de wereld en de mensen mochten zijn wat ze zijn, maar dat er in mij vrede moest komen.
Natuurlijk zocht ik het citaat op. Het bleek de slotpassage te zijn van een welbekende toespraak van Maarten, Zoals je een kopje oppakt, zo is je leven. Ik had er zelf ooit een boekje in versvorm van gemaakt:
V
Als je ziet dat er akelige dingen gebeuren – dat zie je in deze wereld waar wij in leven onophoudelijk – kun je daar iets aan doen, voor zover jij daartoe in staat bent. Maar je bent niet almachtig, je kunt het niet tegelijk goedmaken, je kunt er alleen bijblijven, je niet afwenden – ook van waar je het oneens mee bent, waar je boos over bent en misschien wel terecht boos, maar blijf erbij. Want anders wend je je af, en het is akelig als je je afwendt als je het niet meer wilt als je zegt: ‘… nou wil ik er niks meer over zeggen.’ Dat kán niet, je moet altijd door, steeds dieper – tot je daar bent waar het ophoudt, waar alle tegenstellingen ophouden, ook in jezelf. Dan ga je merken dat er geweldige macht is in de wereld, een geweldige kracht die zo ontzettend groot is, daar kun je geen voorstelling van maken. Die is er altijd en jij hoort daarbij. En jij kunt jezelf laten veranderen. Je hoeft er niets aan te doen dan er open voor te zijn, dan ervan te weten – en te kunnen zeggen: ‘niet mijn wil geschiede, maar uw wil.’
Ik heb het vaak gedacht en tegelijk geweten dat het onzin is. Natuurlijk heb ik ermee te maken, maar als dat zo is moet ik mijn hele leven veranderen en dat kan ik niet. Of wil ik het niet? Een angstaanjagende vraag. Maar ik zal er toch op in moeten gaan voordat ik dood ga. Waarvoor was ik anders op aarde. Al het andere waar je je druk over kunt maken verdwijnt in verhouding daartoe in een afgrond die je niet kunt dichten. Ga er maar op in, uitstel is afstel. Hoe zouden anderen hiermee omgaan? Uitstel. Wat zij doen is hun zaak. Waarschijnlijk hetzelfde uitstel als van mij. Als ik nu ga… Alweer denken. Nu…
We kunnen proberen er samen zó op in te gaan dat er toch iets verandert. Hoe, wanneer? Is dat nog van belang?
✏️ NOTITIE bij Wie ben ik?, toespraak voor mei 2024
Op de vierde ochtend van een taozen-vijfdaagse in Huissen, in december 2002, vertelde de toen 83-jarige Maarten Houtman hoe hij zijn toespraken inging. Heel praktisch eigenlijk. Hoe hij eerst het ‘ongewetene’ ruimte gaf door zijn volle aandacht te richten op achtereenvolgens zijn adem en de energie in zijn lichaam – en dan pas op wat er zich vóór hem ontvouwde. Te weten: een groep nieuwsgierige leerlingen plus een radiator, die hij dankzij die voorbereiding kon zien als verschijningsvormen van datzelfde ongewetene.
Simpelweg gadeslaan hoe je bent, wat er in je lichaam gebeurt, dat is kennelijk de ingang. Alleen maar kijken, ook naar de gevoelens, gedachten en grote vragen die daarmee kunnen opkomen. Steeds opnieuw. Als ik Maarten goed begrijp ligt daar de sleutel om blijvend voeling te krijgen met het mysterie waaruit we geboren zijn. Maar ook om te begrijpen hoe onbelangrijk we eigenlijk zijn, en hoe groot tegelijkertijd onze verantwoordelijkheid is. Pardon? Voor mij persoonlijk ligt dat begrijpen nog niet om de hoek, heb ik het idee. Maar ik ben benieuwd.
Wie ons volgt op taozen.nl, weet dat wij al jaren Maartens toespraken combineren met beelden van het werk van zijn vrouw, Hanna Mobach (en ook met foto’s van derden). Het is alsof die beide uitingen elkaar bevruchten. Maarten hoorde je ook regelmatig zeggen: “Hanna is met precies hetzelfde bezig als ik…”
Toen deze keer de toespraak ‘Doorlaatbaar zijn’ langskwam, moest ik als vanzelf denken aan een foto van een van haar kunstwerken, vertoond in een fotopresentatie van haar leven tijdens de uitvaart op 7 maart j.l. Het was een beeld dat me heel erg ontroerd had, door z’n subtiliteit, door z’n eenvoud, door z’n kracht – Hanna kon met ‘stillevens’ goochelen … tot het een en al bruisende intensiteit was. En vertoont dit kunstwerk ook niet de doorlaatbaarheid waar Maarten het in zijn toespraak over heeft. Ik citeer: “Het gaat eigenlijk om een doorlopende gevoel voor de stilte en het wezenlijke in alles. Zodat je niet meer afhankelijk bent van een bepaalde toegang.”
Hanna Mobach, wandobject; brons. Still uit de lifeuitzending van haar uitvaart op 7 maart j.l..
Hoewel ik het werk van Hanna goed ken – ik heb haar website www.hannamobach.nl gebouwd – had ik deze compositie van haar nooit gezien. Het was een verrassing … betoverend. En ik vroeg me af: ziet dat ‘doorlopende gevoel voor de stilte en het wezenlijke in alles,’ er dan zó uit – om het plat te zeggen. Wij willen ons er zo graag een voorstelling van maken. Of moet je beelden dan juist weglaten – zoals de Islam beweert? En is mijn ontroering bij dat beeld ook geen stemming, waar Maarten het over heeft? In plaats van een doorlopend gevoel, zoals hij het verwoordt. Maar … zijn woorden ook niet een ‘voorstelling’?
“Ik kan het jullie niet vertellen, je moet het zelf ontdekken,” zei de grote verteller dan zelf.
Maartens laatste toespraken omvatten eigenlijk alles wat wij al die jaren bij hem konden beluisteren. Zijn woorden hebben de zachtheid van een mens die geen enkele eis stelt aan het leven, ook niet aan jou – waardoor ze heel gemakkelijk bij je binnenkomen, als de fluistering van een geliefde. Hij spreekt vanuit zijn persoonlijke ervaring, vanuit zijn bewogenheid met ons en vanuit een leven lang mediteren – “een zeepbel,” zei hij, ons shockerend. Maar de volgende dag legt hij het gelukkig uit – zie: Onvoorwaardelijke liefde, Mennorode augustus 2006, zaterdagmo.
“De weg is eigenlijk alleen maar een richting. Het is geen weg die er al is, hij ontstaat achter je als het ware. Terwijl je gaat ontstaat de weg. Dat is het eigenlijk, hij is er niet, maar door jouw eigen richting ontstaat er een weg.
Dat is een heel groot wonder. Je ontdekt de samenhangen door te leven, niet door erover te fantaseren, maar door te leven. En in dat leven kan het gebeuren.”
Maarten Houtman, De innerlijke reis, Vijfdaagse juli 1993, vrijdagavond
Toen ik in 1981 per ongeluk in een beginnerscursus van Maarten Houtman terecht kwam, 37 was ik en ik voelde me behoorlijk oud, had ik al een heel traject afgelegd. Ergens in mijn puberteit was de vraag gerezen of het leven dat ik leidde, echt de enige werkelijkheid was. Vanuit die vraag kwam later de studie psychologie, maar geen antwoord. Na 15 moeizame jaren psychologie wist ik zeker dat het antwoord te vinden was in de wijsbegeerte. Zes jaar verder met een tocht langs Aristoteles en de boeddhistische filosofie wist ik het opnieuw. Een antwoord kon alleen maar komen uit stil zitten. Vandaar die beginnerscursus.
Toen ik eenmaal stil ging zitten, op een houten bankje, want te stijf voor een mooie yogazit, gingen werelden voor me open. Maar tot mijn verbazing kwam er geen nieuwe werkelijkheid naar boven, maar hel en verdoemenis uit mijn gereformeerde jeugd. Branden in de hel was een levende angst waar ik me niet los van kon maken. En dat er geen God zou bestaan was niet te bevatten. Ik had in al die jaren rationeel afstand gedaan van deze beelden, maar diep binnenin mij waren ze nog steeds een levende werkelijkheid.
Gelukkig was daar Maarten, die liefdevol en respectvol de oude beelden losmaakte en de vrijheid van de mens liet zien die vol aandacht en liefde zichzelf kon onderzoeken en, wellicht, de onbekende grond tegen zou komen die elk leven vertegenwoordigt.
Dat zitten werd een reis van losweken, losweken van de oude angsten, van de oude beelden en leefregels. Ik deed het met vreugde omdat ik me eindelijk op de plek wist waar ik mijn hele leven naar gezocht had.
Ik moest er onlangs weer aan denken bij het herlezen van ‘De lege spiegel’ van Janwillem van de Wetering, jeugdsentiment optima forma. We zaten midden in de paastijd met al zijn oude beelden en gebruiken. Ik hoorde het woordje ‘hel’, er kwamen geen beelden boven en geen angsten. God de vader was inmiddels samengevallen met ‘het onnoembare’. En mijn levensvraag is er nog steeds, onbeantwoord, maar als grond van het bestaan.
Al die toespraken, al die sessies, al dat zitten, al die oefeningen, al die jaren met Maarten Houtman, ik ben hem daar diep dankbaar voor.
Klaaske Fokkens, 16 april 2023
Pauze tijdens een sessie in Eefde.
Foto geheel boven: Mongolië, Gobi woestijn, uitzicht door de achterruit van de 4 wheel drive (foto Hein Zeillemaker).
Als telg van een gereformeerde familie heb ik heel wat dominees voorbij zien komen. Ook die van ver moesten komen en bij ons als logé of gast aan tafel verbleven. ‘Dat zijn de besten’, heette het, de eigen dominees wekten niet zoveel geestdrift op. Dat veranderde, toen er in 1955 een nieuwe voorganger kwam met een duidelijk afwijkend profiel: dominee Valkhoff. Hij was een nog jonge man, begin dertig, die met zijn exotisch ogende vrouw en kinderen zijn intrek nam in de pastorie. Ds. Valkhoff was een bevlogen man. Dat alleen al wekte de nodige weerstand op onder de gemeenteleden … hij was ongewoon … was hij wel ‘één van ons’? Nee, dat was hij niet. Ik hoorde al gauw van mijn vader – die ouderling was – wat zijn achtergrond was: Valkhoff was een zogenaamde ‘bekeerde Jood’. Hij was dus niet iemand aan wie het kerklidmaatschap van generatie op generatie doorgegeven was en die, zoals wij, vlak na de geboorte gedoopt was. Hij was iemand van buiten, die bewust voor de kerk en het Christendom gekozen had. En bovendien ook nog een speciale roeping had – wat de ijver die hij als predikant aan de dag legde wellicht verklaarde… Hoe dan ook, er waaide een frisse wind in de gemeente. Reinhard Valkhoff werd bij ons thuis op handen gedragen… Eindelijk een zielenherder die vanuit z’n hart sprak, niet vanuit vooropgezette ideeën en dogma’s. Hij had ook mijn sympathie en ik belandde bij hem op catechisatie, ook al werd ik uiteindelijk geen ‘belijdend lid’. Daar liet hij je vrij in.
Ik moest hieraan denken, toen ik onlangs de vertaling van Attente de Dieu van Simone Weil ter hand nam. Ook zij was een ‘bekeerde Jood‘, die – net als mijn dominee Valkhoff – uit een welgesteld intellectueel milieu kwam, maar welbewust een weg koos tegen de stroom in.
In de NRC van 18 november 2018 wijdde Maarten van der Graaff een artikel aan ‘De filosofe die koos voor een leven als fabrieksarbeider’: “Het werk van de Franse Weil laat je voelen wat de onderdrukten voelen. Vijfenzeventig jaar na de dood van de filosofe en mystica is het actueler dan ooit.”
Simone Weil op 12-jarige leeftijd, 1921
Weil schrijft in Wachten op God over ‘aandacht als liefdevolle houding’, die zichtbaar maakt wat aan het zicht onttrokken wordt door de willekeur van machtsrelaties. Die aandacht komt voort uit wachten, uit stilte, een ‘passieve activiteit’, die ze ook aantreft in de Bhagavad Gita en bij Lao Tse. Weil gebruikt er het het klassiek Griekse begrip εν υπομονη voor: ‘wachten in geduld’.
Bij Maarten Houtman kwam ik het tegen als ‘Het grote Wachten’ – de huidige ‘Toespraak v/d maand’.
Weil noemt deze liefde tot de schone orde der wereld – die zij trouwens node mist in het Christendom – ‘een aanvulling op naastenliefde’. We leven in een droom, zegt ze, en wie wakker wil worden en ‘de ware stilte’ wil vernemen, moet afstand doen van zijn denkbeeldige centrale plaats in de wereld:
Er bestaat een realiteit buiten de wereld, dat wil zeggen, buiten ruimte en de tijd, buiten het mentale universum van de mens, buiten elke sfeer die toegankelijk is voor menselijke vermogens. In overeenstemming met deze realiteit, is er in de kern van het menselijk hart een verlangen naar het absolute goede, een verlangen dat er altijd is en nooit wordt gestild door enig object in deze wereld ….
Die realiteit is de unieke bron van al het goede dat in deze wereld kan bestaan: dat wil zeggen, alle schoonheid, alle waarheid, alle gerechtigheid, alle legitimiteit, alle orde, en al het menselijk gedrag dat zich bewust is van verplichtingen ….
Hoewel het buiten het bereik van menselijke vermogens ligt, heeft de mens het vermogen om zijn aandacht en liefde hierop te richten ….
Simone Weil, Profession of Faith - Draft for a Statement of Human Obligation (1943)
Maarten van der Graaff eindigt zijn artikel als volgt: “De ideeën van Simone Weil over arbeid, aandacht en het decentreren van de eigen ervaring, zijn een bron van weerstand tegen de mens als middelpunt van een maakbare wereld, waar hij, door onderwerping van mens en dier, tot de laatste snik winst uit wil persen.”
Tot slot een passage uit de toespraak ‘Het grote Wachten’ van Maarten Houtman, die een zekere parallel laat zien met het denken van Simone Weil:
Dat we nu deze sessie hier uit zijn gekomen, is een groot iets. Ongetwijfeld heeft het invloed op ons allemaal, doordat we onze aandacht er aan gegeven hebben. Daar ben ik jullie allemaal heel dankbaar voor. Dat is iets wat heel direct uit het innerlijke hart is gekomen en dat is altijd iets heel erg groots.
Maarten Houtman, Het grote Wachten (slot)
Hein Zeillemaker (Eerder verschenen als ‘Een heilige voor Frankrijk’,Zen als leefwijze Blog,12 december 2018).
Maarten schrijvend op vakantie in Cesseras (F), met uitzicht op de Pyreneeën
Er was eens een man die veel gruwelijke dingen had meegemaakt. Op een dag dacht hij: “Zo zit het in elkaar, ik zal er de mensen van vertellen.” Dat was natuurlijk heel aardig van die man. Misschien kon hij ze zo voor veel onheil behoeden. Maar hij vergat, door het zo-zit-het-in-elkaar, aandacht te geven aan wat dagelijks om hem heen gebeurde. Ook vergat hij te kijken naar hoe het om hem heen was. Het liep uit op een ongeluk. Toen hij bijkwam uit de verdoving in het ziekenhuis, langzaam, stukje bij beetje, leek alles nieuw. Ieder moment was kostbaar. Iedere ademhaling veranderde iets in zijn lichaam. Er kwam geen einde aan zijn verwondering. Als hij de mensen hier eens van vertelde, zó dat ieder op zijn wijze er mee verder kon…
Van 7 oktober 2023 zijn we nu nog helemaal vol…
Maar het overvalt ons elke keer weer: het brute geweld in de wereld, dat zich van ons veilige leven niets aan lijkt trekken, dat ons voor de zoveelste keer overvalt.
En we wikken en wegen, maar komen er niet uit - omdat het al veel eerder begonnen was, in datzelfde alledaagse leven…
Wat Maarten toen over 11 september 2001 zei, geldt nog steeds:
“Al die dingen die ik een beetje aanstip, omdat ik hoop dat de schrik in de Westerse wereld lang genoeg duurt dat we hier eens bij stilstaan. Het kan misschien dat het op het ogenblik alleen maar gezien wordt als een vreselijk iets, waarvoor we wraak moeten nemen. En dat doen we ook alweer op de traditionele manier, zou ik haast zeggen. Alleen met betere wapens, er kunnen meer mensen dood.”
Hanna Mobach, DE DEMON, 1989
De demonen zijn los. Aanval, verdediging, haat, woede, moord en doodslag, marteling en verkrachting golven voort. Wat heb ik ermee te maken? Ik, de enkele mens? Maar ik behoor toch tot deze wereld. Hoe? Meegenomen op de golven? Besef ik dat? Besef ik wat plaats heeft, in me en buiten me? Ik schrik …zoveel?
Terug naar je laten voortdrijven? Dat kan ik niet meer. Ik kan het niet vergeten. Dus verdergaan. Ik weet niet waar ik uitkom. Doet dat ertoe?
Voordat ik aan mijn onderzoek begon wel. Ik wilde zekerheid in de baaierd van moord en doodslag. Ik weet nu dat dat niet kan. Klein en onmachtig moet ik verder. Maar ik weet dat ik nu in de werkelijkheid sta, hoe die er ook uitziet.