Tao-zen begon eigenlijk op de dag dat Epi van de Pol, onze Tai-chi leraar op de vijfdaagse sessies van Maarten Houtman, de Taoïstische energiemeester Mantak Chia naar Hotel Krasnapolski in Amsterdam liet overkomen, om een demonstratie te geven van Healing Tao, het ‘Universal Healing Tao System’. Maarten moedigde zijn leerlingen aan om er heen te gaan en er kennis mee te maken. En zo raakte ik er ook verzeild. Wat me daar het meest direct raakte, was Chia’s instructie om tijdens de oefeningen je tong tegen je gehemelte te leggen. Dat vond ik een heel aparte, indringende sensatie – Chia vertelde erbij, dat het voor baby’s nog een reflex was om hun tong daar te laten rusten – maar ook de verdere verkenningstocht door het lichaam, langs al je innerlijke organen – alsof je een nieuw continent aan het ontdekken was… Hein Zeillemaker – hieronder twee citaten van Maarten
Herkomst
“De taoïstische oefeningen die hier worden gegeven, zijn ontleend aan de compilatie die Mantak Chia, een taoïstische meester uit Thailand heeft gemaakt van de oorspronkelijke, jammer genoeg verstrooid geraakte oefeningen. Het is zijn grote verdienste oude geschriften, en meesters die er nog van wisten, te hebben opgezocht om tot een complete instructie te komen en die in moderne taal weer te geven. Het is dan ook met grote dankbaarheid dat wij het hier kunnen weergeven. De navolgende oefeningen zijn een combinatie van de taoïstische oefeningen en de ademoefeningen uit de zen traditie. Deze combinatie moet eens in China de Ch’an meditatie zijn geweest (Zen in Japan genoemd), waarbij de taoïstische oefeningen verloren gingen en de ademoefening van Zen overbleef.” Maarten Houtman, Aanwijzingen bij dse Tao-zen meditatie
De beleving van de oefening (1e alinea)
“Als je de oefening een poos gedaan hebt, dringt de eenheid en samenhang van je lichaam met zijn miljarden cellen zich onvermijdelijk aan je op. Cellen die onafgebroken, tot aan je sterven, met grote precisie hun werk doen. Je beleeft die samenhang, al oefenend, steeds dieper om tenslotte wat je voordien in onderdelen in je lichaam ervoer, gelijktijdig te ervaren. Die ervaring maakt je voorzichtig met het beoordelen van de wereld en de mensen om je heen.” Maarten Houtman, Aanwijzingen bij dse Tao-zen meditatie
‘Twaalf ambachten, dertien ongelukken.’ Zo grapte Maarten wel eens over zichzelf. Hij was in Holland tot elektrotechnicus opgeleid. Terug in Indië, hield hij toezicht op de aanleg van het elektriciteitsnetwerk en gaf daarbij leiding aan een ploeg inheemse arbeiders – zie zijn autobiografie De breuk (‘De andere oever’) .
Toen hij na de oorlog naar Nederland kwam, liet hij zich omscholen tot grafisch ontwerper. Voor zijn beroep ging hij boekomslagen verzorgen voor uitgevers en lesgeven in het vak. Daarnaast bracht zijn literaire belangstelling hem in contact met de Vijftigers, hij maakte zelf ook poëzie. Maar voor ons was hij toch vooral de meditatieleraar en Zen-pionier…
Maarten bleef je verrassen. Zoals hij die keer dat hij zei dat hij zich als een schrijver zag, ik wist niet wat ik hoorde … hij noemt zichzelf een schrijver? Voor mij was zijn identiteit zo totaal versmolten met de weergaloze verteller en Zen-leraar die hij was – dat ik zijn uitlating bijna als heiligschennis zag… Ik wist wel dat Maarten vaak dagenlang achter zijn MacClassic zat te schrijven. En hij was natuurlijk de auteur van ZEN notities onderweg en Tao-zen, de weg van niet dwang, twee boeken over meditatie. Ja, dan kun je jezelf een schrijver noemen. Maar toch…
Later raakte ik zelf betrokken bij de postume uitgave van De droom van de dwaze monnik, een boek waarin Maarten ons meeneemt naar de wondere wereld van de Chinese monnik Li. Dat gaf hem de gelegenheid zaken aan de orde te stellen, die wij geneigd zijn als ‘onwerkelijk’ en ‘onmogelijk’ te beschouwen. Daaruit één citaat:
Li vond de priester in meditatie. Hij keek niet op, maar het kussen tegenover hem gaf aan dat een eventuele bezoeker welkom was. Op het kussen weken de vragen met het zakken van de adem terug. Hier zitten was voldoende. Een kuchje deed hem opkijken.[…] – Kom langs als je weer weggaat. Ik zal je daarna waarschijnlijk niet meer zien, mijn tijd is gekomen. – Maar blijf ik in uw aandacht? – Natuurlijk, dat heeft niet met het afleggen van dit lichaam te maken. Li boog diep en voelde de hand van de priester op zijn hoofd. Er ging een wonderlijke kracht van uit. Alles zou gaan zoals het moest. Toen hij zich oprichtte stond de priester al. Hij knikte Li vriendelijk toe en ging naar zijn kamertje. Li bleef zitten, totdat gedachten over de toekomst binnenslopen. Tijd om te vertrekken.
Waarover men niet kan spreken, daarover moet men schrijven…
Reliëf wand in de kerkzaal van verpleeghuis ‘De Wijngaard’ in Bosch en Duin, 2x3m. Het vertelt het verhaal van Jacob’s droom, waarbij engelen opstijgen en neerdalen langs een ladder die tot de hemel reikt. Grote vleugels verbeelden dit.
Hanna Mobach, Jacob’s droom, met Maarten als Jacob, 1979/80. [klik om te vergroten]Hanna Mobach, Jacob’s droom, detail, 1979/80 [klik om te vergroten]Hanna Mobach, ‘Jacob’s droom’, engelenvleugel, 1979/80 [klik om te vergroten]Hanna Mobach, Jacob’s droom, detail Jacob, 1979. [klik om te vergroten]Hanna Mobach, Jacob’s droom, 1979. Steengoed, nu nog klei. [klik om te vergroten]Hanna Mobach, Jacob’s droom; met Jan Verweij de aannemer, 1980 [klik om te vergroten]Maarten Houtman bekijkt de restauratie van ‘Jacob’s droom’, 2007. [klik om te vergroten]Hanna Mobach, Jacob’s droom, top van de ladder; 1979/80 Bovengalerij kerkzaal ‘De Wijngaard’, Bosch en Duin. [klik om te vergroten]Hanna Mobach, Jacob’s droom, 1979/80 Detail bovenste reliëf [klik om te vergroten]
Lieve mensen, het zijn moeilijke tijden. Als je net gelezen en gezien hebt hoe de Oekraïense president Zelensky op z’n ziel is getrapt voor het oog van de wereld, geschoffeerd door onze ‘leiders’, dan voel je het ongeloof in je opkomen, de woede, en het mededogen. En je vraagt je af: hoe is dit in godsnaam mogelijk…
“Je weet het héél erg goed wanneer je aandachtig bent, dat hoeft niemand je te vertellen. Op dat moment accepteer je de wereld zoals die is. En jezelf ook.
En je blijft – laten we elkaar geen sprookjes vertellen – je blijft zien wat de tekorten zijn. Wat de ellende is in de wereld. Wat de moeilijkheden zijn vlak om je heen. Wat er met je partner gebeurt, met je naasten, met je kinderen. En dat is allemaal niet zo mooi, dat zie je heel goed.
Maar je wilt het niet meer weg hebben, dat is het grote verschil. Je ziet de onvermijdelijkheid van alles wat er gebeurt.
En je ziet ook dat het heerlijk zou zijn, als dat veranderen zou. En dan ben je terug bij jezelf, dan ben je niet meer buiten jezelf. Dan ben je terug bij jezelf, want dan weet je waar dat in zit.
Zo is dus dan de kloof geslecht tussen alles wat er in de wereld gebeurt, en wat jij bent en hoe jij leeft. Dan hoef je je dus niet meer in te spannen om de wereld te verbeteren, of jezelf te verbeteren. Je weet waar het van afhangt.”
Vanmorgen was het even stil in huis. De dag van gisteren, waarin de onrust van de voorbije week wegebte, had nog nageklonken. De stilte overviel me terwijl ik naar de wolken keek. De lucht was blauw en daarin dreven ze voorbij. Het was alsof de tijd voor mijn ogen verstreek, schuld-loos, doel-loos. In dat stille moment was er niets dat aan me trok. Ik ging alleen maar mee met het verstrijken van de tijd.
Toen het weer voorbij was mijmerde ik verder over ‘de tijd’. Ik bladerde door de toespraken van Maarten en vond ‘Jezelf de tijd geven’, een toespraak uit Huissen, december 1999, zondag. En zo kwam het dat dit de toespraak van de maand februari 2025 werd.
Een toespraak opgenomen op video en ook als e-book uitgegeven (Tao-zen cahier 4#)
Hanna Mobach, ‘Blauwe klokjes’, 1984. Penseeltekening op rijstpapier, 62x48cm
Hoe belangrijk het uitgangspunt van de ‘eigen ervaring’ is op onze weg, bleek me weer eens naar aanleiding van het gesprek dat volgde op Durven zijn die je bent, een toespraak van Maarten Houtman tijdens de sessie van december 2005 in Mennorode – die ook de Tao-zen ‘toespraak van de maand’ voor januari 2025 is.
Dat gesprek begon als volgt:
Vraagsteller: Naar aanleiding van het gesprek gisteren over de Boddhisattva, aan wie Ton Lathouwers dat idee van het plaatsvervangend lijden verbindt, moet ik denken aan jouw verhaal over een heilige in het kamp. Je vertelde dat toen er iemand gemarteld werd, hij die ondersteunde en min of meer zijn lijden op zich nam.
Maarten: Dat was een heel bijzonder iets…
vraagsteller: Maar dat was Jezus ook.
Maarten: Dat weet ik niet, daar ben ik niet bij geweest. Dat is het grote punt, van Jezus hebben we verslag gekregen, op allerlei manieren, waarvan we niet weten of het juist is. Maar wat ik daar meemaakte, zag ik zelf gebeuren.
Protestants-christelijk opgevoed als ik ben, was het voor mij een kleine schok wat Maarten hier zei. Ik had het optreden van Christus altijd als een ‘gegeven’ beschouwd – een geloofsgegeven.
Geloof is eeuwenlang een kernwaarde geweest in onze samenleving, zo ben ik zelf ook opgevoed. Terwijl het uitgangspunt van de eigen ervaring daaraan voorbijgaat – radicaal, er zit geen millimeter ruimte tussen… Dat kom je allemaal in je zelf tegen, hoe verder je gaat. Dus dat ‘durf te zijn wie je bent’, is niet voor de poes, dat lijkt strijd te voorspellen, met jezelf, met je omgeving… Gelukkig krijgen we wel een aanwijzing mee: dat alledaagse menselijke warmte, jou én de ander kan helpen dóór te gaan op die weg.
Het grenzeloze mededogen van Quan Yin Wij leerden Ton Lathouwers kennen als een man van vuur – bij die ene gelegenheid dat we hem in persoon mochten meemaken: de zen-ontmoeting ‘Vier pijlers van Zen’ van juni 2021: “Ton spreekt over objectloos verlangen, ontmoeten, geraakt zijn. Over het mysterie van de Boddhisattva en het wonder van het hart.”
Bodhisattva Quan Shih Yin (‘zij die de kreten van de wereld hoort’) is de godin van het mededogen, de Chinese gedaante van Avalokiteshvara. Quan Yin – zie foto – staat hier in de Hal van de ‘Arhats’ (boeddhistische heiligen en discipelen) van de Bǎogūang Sì tempel in Chengdu, afgebeeld met ‘elf hoofden’ en ‘duizend handen’, haar geschonken om het vele leed van de wereld te kunnen horen en lenigen.
Toen ik mei 2008 op aanraden van Maarten Houtman met ‘shaken’ begon, vertelde hij dat deze oefening – de specialiteit van de Balinese ‘Energy master’ Ratu Bagus – stoelt op de ‘latihan’, een oude Javaanse esoterische traditie, die bij Maarten kennelijk nog weerklank opriep. Ik zocht naar ‘latihan’ op het internet en kwam het boek‘Concerning Subud’[1] tegen van de Engelsman John Bennet, waarvan de inleiding, De betekenis van ‘Latihan’, hier opgenomen is. Hein Zeillemaker
1. De betekenis van ‘Latihan’
Het Indonesische woord latihan kan niet adequaat worden vertaald. De wortel ervan, latih, brengt het idee over van vertrouwd raken met iets, het assimileren en in jezelf opnemen. Het dichtstbijzijnde equivalent is waarschijnlijk training. De algemene vertaling “oefening” is misleidend, in zoverre het wordt geassocieerd met het idee van een bepaalde vorm van werk, zoals fysieke, mentale oefening of religieuze oefening. Dit alles heeft betrekking op het “werken van buitenaf”, wat het exacte tegenovergestelde is van de latihan. Na de eerste wilsdaad waarmee we ons onderwerpen aan het proces, komt de training die we in de latihan ontvangen niet voort uit een opzettelijke handeling van onszelf. In de latihan worden we geleidelijk doordrongen en doordrenkt van de levenskracht die vanuit onze eigen ontwaakte ziel in ons stroomt.
Hoewel latihan een training is van de hele mens, wordt het niet ondernomen omwille van het resultaat. Pak Subuh benadrukt dat de ware betekenis van de latihan aanbidding van God is. De training is het resultaat van aanbidding, maar het is aanbidding die essentieel is; het resultaat is bijkomstig. De uitdrukking “aanbidding van God” vereist uitleg, vooral in deze tijd waarin zoveel mensen in opstand zijn gekomen tegen religie, omdat ze denken dat aanbidding onverenigbaar is met een acceptabel concept van Godheid. Ze beweren dat een God die aanbidding van Zijn schepselen eist, een antropomorf concept is; een overblijfsel van tribale theologie, toen God werd afgebeeld als een Koning die heerst in de hemelen en in Zijn eisen weinig verschilde van een menselijke tiran. “Want Ik, de Heer, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid van de vaderen bezoek aan de kinderen, tot in het derde of vierde geslacht van hen die Mij haten.” Wanneer we zulke passages lezen, moeten we onthouden dat ze behoren tot het Hemitheandrische tijdperk, waarvan het Meesteridee dat was van de menselijke afhankelijkheid van Heroïsche hulp. Met elke volgende les heeft de jonge mensheid een dieper besef gekregen van de betekenis van Godheid. Als we zulke naïeve antropomorfe concepten van de Schepper niet langer koesteren, volgt daaruit niet dat aanbidding geen betekenis meer heeft. Het is theologen al lang duidelijk dat God geen aanbidding eist omdat Hij het nodig heeft of verlangt, maar omdat het het middel is waardoor de ziel van de mens kan terugkeren naar de Bron waaruit hij is voortgekomen. Het is ook goed begrepen dat aanbidding de staat of conditie is waarin de mens in de aanwezigheid van zijn Schepper staat: het is de erkenning of het besef dat er een immense Kracht is die groter is dan alle andere krachten, en dat deze Kracht welwillend is jegens alle schepselen, inclusief de mens.
Wat niet zo goed begrepen wordt, zelfs niet door theologen, is dat de staat of conditie van aanbidding niet bereikt kan worden door de tijdelijke instrumenten van de mens – dat wil zeggen, door de lagere centra. We kunnen met onze geest en gevoelens, en zelfs met ons lichaam, God willen aanbidden, maar dit zijn slechts instrumenten; ze kunnen niet de aanbidder zelf zijn. Aanbidding is een kracht die exclusief is voor de ziel van de mens, want alleen in de ziel kan er een direct bewustzijn zijn van de Kracht en Liefde van God. Aanbidding kan niet ontstaan in de geest of het hart, hoezeer we ook met ons verstand weten dat aanbidding noodzakelijk is en met ons hart de wens voelen om te aanbidden. Ware aanbidding is de bewuste aanvaarding van de toestand waarin we zullen verkeren op het moment van de dood, wanneer onze persoonlijke wil van ons wordt afgenomen.
Een eenvoudige observatie kan iedereen overtuigen van de waarheid van deze ogenschijnlijk harde uitspraak. Soms overweldigt het gevoel van onze eigen nietigheid in vergelijking met de krachten van de natuur ons in de aanwezigheid van een groot natuurverschijnsel – zoals een machtige storm op zee of zelfs een groot aantal bergen, wit van de sneeuw – en ervaren we een staat van ontzag die tegelijkertijd gevuld is met vrede en dankbaarheid dat zulke grote dingen aan ons worden onthuld. Het is gemakkelijk te verifiëren dat zo’n ervaring niet ontstaat in de geest of gevoelens, noch is het het resultaat van ons eigen verlangen om de natuur te bewonderen of te “aanbidden”. Als we beginnen te “denken over” de ervaring waarin we zijn opgenomen, vallen we onmiddellijk terug in onze gewone staat; op dezelfde manier, als we beginnen te genieten van de staat, verandert het in iets persoonlijks en vals. Als de aardse natuur ons kan verheffen naar een intensiteit van ervaring die de geest en de gevoelens te boven gaat, hoeveel te meer moeten we dan verwachten dat aanbidding van God een toestand zou moeten zijn die volledig buiten het bereik van onze gewone functies ligt.
Daaruit volgt niet dat aanbidding geen betekenis meer heeft. Het is theologen al lang duidelijk dat God aanbidding niet eist omdat Hij het nodig heeft of verlangt, maar omdat het het middel is waardoor de ziel van de mens kan terugkeren naar de Bron waaruit hij is voortgekomen. Het is ook goed begrepen dat aanbidding de staat of conditie is waarin de mens in de aanwezigheid van zijn Schepper staat: het is de erkenning of het besef dat er een immense Kracht is die groter is dan alle andere krachten, en dat deze Kracht welwillend is jegens alle schepselen, inclusief de mens.
Religieuze mensen hebben de neiging om aan te nemen dat, als hun geest en gevoelens actief zijn in aanbidding, hun ziel ook aanbidt. Ze verwijzen naar geest en gevoel als “krachten van de ziel” en dit leidt tot de fout om te veronderstellen dat de ziel wakker moet zijn wanneer de krachten worden uitgeoefend. De waarheid is dat wanneer aanbidding voortkomt uit en wordt geleid door onze eigen wil, het alleen aanbidding kan zijn door en van de instrumenten, niet aanbidding door en van de ziel. Dit is een harde uitspraak, maar tenzij het wordt begrepen, kunnen de gebreken van menselijke aanbidding nooit worden begrepen.
____________________ [1]‘Concerning Subud’. An introduction to the background, origins and practice of Subud, the religious practice introduced by Muhammad “Pak” Subuh in Indonesia in the 1940s, and established internationally from 1957 onwards.
“Ik realiseerde me dat mijn eerste pijn gewoon lichamelijke pijn was. En dat die eigenlijk helemaal niet erg was geweest als ik er niet van alles aan had toegevoegd, waardoor ik er twee dagen geestelijk ziek van werd. ...... En toch is het niet zo gemakkelijk om daar rekening mee te houden. Je moet heel alert zijn op de eerste pijn, de pauze en de tweede pijl. De kracht zit in de pauze. Dan kan je een andere weg kiezen: de gedachten wel zien, maar loslaten. Dat doen we door mindfulness te beoefenen en zacht te blijven.” Sonja Gerrits, ‘Zen als lijfwijze’, 5 oktober 2024
Maarten Houtman luidt de bel in de Zendo Kraijenhoffstraat
– Vraag: Dus het is een kwestie van overgave? – Maarten: In zekere zin wel. Maar eigenlijk is het meer dat je er attent op bent. Dat is veel meer dan overgave, je verlangt ernaar.
– Vraag: Omdat het de aandacht afleidt van wat je wilt? – Maarten: Omdat het iets is wat oneindig veel groter is dan wat je normaal kent. Het is heel vreemd dat we in de mystieke literatuur altijd heel lange verhalen lezen over de weg van de mysticus die eerst door de wolk der onwetendheid moet. Dat gebeurt allemaal nog van hieruit, het is niet van de mens die even zichzelf vergeten is, onopzettelijk – die pauze is een onopzettelijk jezelf vergeten zijn. En het merkwaardige is dat mensen, na hier een heel lang leven aan gewerkt te hebben, allemaal tot een vergelijkbaar besef van die pauze-ervaring komen. Theresa van Avila, die dat geweldige werk schreef over de Burcht van God, komt aan het eind van haar leven tot de conclusie dat alles wat nog beeld heeft, het niet is. Dat is eigenlijk precies hetzelfde. Maarten Houtman, In de pauze zijn, sessie april 1997 in Huissen
“Op een dag vond die moeder dat het nu genoeg was. En die pakte het aapje resoluut beet en schoof het van haar rug af. Want het aapje wou natuurlijk heel gauw terug om er te blijven. Toen had een ongelooflijke metamorfose plaats. Dat vrolijke, gelukkige aapje, werd opeens een angstig dier. Hij had zijn kameraadjes uitgedaagd, dat was nu helemaal afgelopen. Hij moest nu zich waarmaken in de wereld van de vorm, van alles wat er is. En het was een ongelooflijke omslag. Hij was eerst uit de baarmoeder van zijn moeder gekomen. Maar op dat moment kwam hij uit de geestelijke baarmoeder, in de wereld waar alles verdedigd moet worden. Waar je moet blijven leven. Waar je een territorium hebt. Waar je bezit hebt. Waar je kennis hebt. Al was dat dan allemaal alleen maar voor een klein aapje. Maar zo is het voor ons ook…” Maarten Houtman, ‘Juist in het meest onbelangrijke is het geheim verborgen.’
Op 23 juni 2001 organiseerde stichting ‘Zen als leefwijze’ een Zen-ontmoetingsdag in Amsterdam, waarbij vier bekende leraren uitgenodigd waren: Jiun Roshi, Ton Lathouwers, Nico Tydeman en, uiteraard, Maarten Houtman. Deze ‘pijlers van Zen’ – zoals ze met een knipoog naar het boek van Philip Kapleau: ‘De drie pijlers van Zen’ genoemd werden – vertegenwoordigden een breed spectrum van stromingen binnen de vaderlandse Zen. Ze hielden alle vier een inleiding, waarbij we die van Maarten hierbij presenteren als Toespraak v/d maand.
Mocht je ruimer geïnteresseerd zijn, dan kun je het verslag van de dag terugvinden op YouTube, in twee afleveringen: ‘Vier pijlers van Zen’, Deel 1, met de toespraken van Nico Tydeman en Ton Lathouwers. ‘Vier pijlers van Zen’, Deel 2, met de toespraken van Jiun Roshi en Maarten Houtman.
In de convocatie van het leraren-weekend van oktober 2000, deed Maarten een beroep op hen om aanwezig te zijn: “Het is wenselijk dat op die dag, waar zoveel verschillende benaderingen, niet alleen van de leraren maar ook van de leerlingen, naar voren zullen komen, voor onszelf uit te maken wat voor ieder afzonderlijk het meest belangrijk is in de meditatie.” En aan het slot zegt hij: “Wat het bestuur van de Stichting heeft ondernomen is een waagstuk, dat door ons gesteund moet worden om het te doen slagen. Het is namelijk voor het eerst in Nederland dat deze groeperingen heel direct iets van elkaar vernemen en er hun voordeel mee kunnen doen.”
Nu, die dag wérd een succes, zoals uit het hilarische verslag van dagvoorzitter Ad Verhage valt af te lezen: Vier pijlers van Zen