April 1993
Ik wilde de rol van de meditatie-‘techniek’ aan de orde stellen. Ik vind het een lastige kwestie. Gesprekken over het zitten – over het hoe, wanneer, hoelang, wel of niet – geven mij vaak een onbehaaglijk gevoel.
Uiteindelijk gaat het erom dat je zó aandachtig bent, dat alles wat er gebeurt niet beïnvloed wordt door je geconditioneerde bewustzijn – wat het verleden is. Techniek kan maken dat je gemakkelijker aandachtig wordt. Maar dat is alles wat techniek je kan brengen. ‘Zitten’ als zodanig kan je opmerkzaam maken op wat er in je omgaat: als je dat aanvaardt en rustig naar je adem toegaat, merk je op den duur dat de gedachten je minder storen, wat maakt dat je aandachtig kunt zijn.
Oefenen heeft dus te maken met een situatie in jezelf scheppen, waardoor je beter aandachtig kunt zijn. Zodat je gedurende de hele dag echt rustig de dingen, die gebeuren moeten en die op je afkomen, in hun waarde kunt leren kennen.
Je kunt, zonder oefenen, zonder zitten, wanneer je iets doet wat je volle belangstelling heeft, die aandacht hebben. Alleen, wanneer je met die bezigheid ophoudt, is de gedeelde aandacht er weer.
Het zitten, of het rustig letten op je adem, stelt je in staat om gemakkelijker die aandacht op te brengen, ook voor zaken die we niet prettig vinden.
Het problematische zit ‘m voor mij in de opzettelijkheid: het gaat fout, wanneer het mijn opzet is. Als ik het doe op gezag van een ander, van jou bijvoorbeeld, heb ik dat probleem niet.
Soms, als ik in bed liggend oefen, kan er die aandacht zijn. Maar zitten is voor mij zo’n opzettelijke handeling, dat het gelijk verdwenen is.
Ik denk dat het zo is dat het zitten onmiddellijk geassocieerd is met iets wat je moet volbrengen. En niet iets is wat je zelf wilt.
Het zitten zou dus eigenlijk veel gewoner moeten zijn. Het zou kunnen zijn dat je als je zit, omdat er minder afleiding om je heen is, de gelegenheid hebt om dieper in jezelf door te dringen.
Als je het zo zegt, zeg je tegelijkertijd dat je afhankelijk bent van een heleboel factoren: wat je voor het zitten gedaan hebt, wat je denkt te gaan doen na het zitten, wat er gebeurd is vóór je ging zitten, wat je denkt dat er gebeuren gaat nadat je bent gaan zitten. Dat zijn allemaal dingen die je afhouden van het zitten, van het gewoon ademend aanwezig zijn op je bankje.
Aan deze verdeeldheid ontkom je niet, daar moet je gewoon doorheen. Het is al heel nuttig om gewoon tegen jezelf te zeggen: goed, dat is blijkbaar nodig, zo gaat het. Daardoor voel je je iets minder gedwongen om wat ook maar te kunnen. Je ziet dat je het kunt proberen, en dat is het.
Als je daarnaast hebt opgemerkt dat je in de liggende meditatie, bij de energie-oefening en bij de ademoefening, geen last hebt van dat dwangmatig moeten doen, dan wijst dat erop dat je het zitten, zonder dat je het wilt, voorzien hebt van een heleboel voorstellingen die er eigenlijk niet toe doen.
Liggend in bed ben je opgenomen in de onvoorspelbaarheden van de nacht – zoals het onvoorspelbare is wanneer je wakker wordt. Terwijl zitten zich altijd in de schijnwerpers van het waakbewustzijn voltrekt. Daarbij ken je eigenlijk alleen maar regels, alleen maar tijden, alleen maar wat je gehoord hebt dat je zou moeten doen. Het is moeilijk om in de dag iets vrij te maken, wat van een heel andere orde is.
Een van de zaken die we nog niet genoemd hebben, is dat de belangstelling voor wat er in je bewustzijn gebeurt, een kracht is die vanzelf werkt. Je merkt op dat er een heleboel is waarvan je je nog nooit bewust bent geweest. Dan hangt het er vanaf of dat je echt interesseert, of dat je het veranderen wilt.
In dat willen veranderen zit het grote struikelblok. Als je helemaal ingaat op wat er gebeurt, wordt het meestal heel stil. En je gaat ontdekken dat er, behalve de gedachten die er zijn, ook het antwoord is van je lichaam, van je adem, op wat er in dat bewustzijn gebeurt. Die belangstelling maakt dat je vaak helemaal uit die dwangmatige cirkel komt waar je anders inzit. Anders gezegd, wat zich in je bewustzijn voltrekt, wat je eraan opmerkt, is niet fout.
Toch veronderstelt zo’n belangstelling al een grote mate van vrijheid. Terwijl je in de vicieuze cirkel zit van een ritueel, en van je verwachting dat het ergens toe leidt.
Nu zijn we op het punt gekomen dat we aanlopen tegen onze basishouding in het leven. Die is dat zoals je bent, niet voldoende is, dat je altijd verder moet, dat je meer moet zijn, dat je beter moet zijn, dat je helderder moet zijn. Kortom, dat je jezelf moet veranderen.
Je bent waarschijnlijk niet zo dom dat je niet begrijpt dat dat niet kan. Iets wat zus en zo in elkaar zit, kan zichzelf op eigen kracht niet veranderen.
Het moet dus komen van iets anders, het moet komen van een belangstelling die wezenlijk probeert door te dringen tot wat het bewustzijn eigenlijk beweegt.
Dan is de moeilijkheid om in die vraag te blijven. Dus ook in te zien dat je denken daar geen antwoord op vindt. Je kunt het niet begrijpen, maar je kunt er wel bij stil blijven staan, aanwezig blijven bij dat bewustzijn wat zo werkt. Waarvan jij ingezien hebt dat je het niet kunt veranderen.
Dat is, denk ik, hetgeen wat maakt dat je vanuit een ander gegeven, vanuit een ander niveau – dat je niet wilsmatig kunt bereiken – geholpen wordt om stil te worden.
Het fascinerende van nachtbewustzijn vind ik dat je dichter bij jezelf bent. Daar spelen dingen als droom en werkelijkheid, daar hoor je je onbewuste praten. De grens van het rigide ego is veel dunner.
Dat is ook het verschil tussen zitten op je eentje en zitten tijdens een sessie, waar die energie van het gezamenlijke zitten ontstaat, vergelijkbaar met ‘nachtbewustzijn’. Op je eentje op je bankje is dat veel moeilijker.
Als je vlak na het wakker worden nog rustig blijft liggen, is het bovenbewuste én het onderbewuste binnen handbereik, als je een beetje geluk hebt. Dat werkt voortdurend op je in. Je hele leven, ook de meest gewone dingen, zijn anders in die toestand. Als je dan denkt aan de dingen van de dag, verschijnen ze in een heel ander perspectief.
De moeilijkheid is te beseffen, dat alles wat je nodig hebt er al is. Alleen, je kunt er met je waakbewustzijn niet bij. Dat besef kan je in veel gevallen helpen, doordat je daardoor een gemakkelijker houding krijgt tegenover de capriolen van het waakbewustzijn. Als je je bewust bent van het hele leven zoals je dat kent, met al zijn tegenslagen en overwinningen, kan dat op den duur maken dat je daar minder door in beslag genomen bent. Dat gaat dus uit van de idee dat alles er al is, je moet je er alleen nog van bewust worden.
De nieuwe toestand is dus alleen maar een verschuiving van het beperkte waakbewustzijn naar een groter bewustzijn, waarin dat waakbewustzijn is opgenomen. Omdat het opgenomen is in een groter geheel, krijgt het een andere betekenis.
Eerder verschenen in nieuwsbrief ‘Zen als leefwijze’, nr. 9, lente 1999
< Intro | Einde