Als vrienden onder elkaar (4)
De beleving zo werkelijk mogelijk laten zijn

HANNA MOBACH, The Lovers, 1997. Houtskool op papier, 64x49cm
Maarten leidt het gesprek in
We hebben gezegd dat de aandacht, die er in een seksuele betrekking is, grotendeels passief is. Het komt op, je wilt die ander zo dicht mogelijk nabij, je wilt hem zoveel mogelijk kennen, benaderen, voelen, proeven, en het geeft in het eindpunt een geweldige lustbevrediging. Maar het is niet iets waar jij van jou uit heel bewust doet. Het is iets wat opkomt. Je kunt het niet helpen, het gaat zo.

Je zegt: het is passief, maar je kunt ook meewerken.

 ja, dan komt er een ander aspect bij. Dat is eigenlijk het keerpunt, of de grote verandering, wanneer je niet meer passief je eigen bevrediging achterna gaat, maar wat er in de ander gebeurt voor jou van belang is. Dat is het grote keerpunt.

Terwijl het normaal gesproken een soort mechanisch proces in jezelf is, waarin de ander dan een bepaalde rol speelt. Maar daar houdt het bij op.

Dat wil zeggen, de ander kan het ook zo beleven. En ja, dan kom je bij al die boeken, die pogen techniek aan te reiken dat die lustbeleving gelijktijdig plaatsheeft. Maar dat is allemaal nog het najagen van een opperste lust, en liefst voor beiden. Maar ik denk dat het keerpunt is, dat je meer belangstelt in wat er in die ander gebeurt, wat die ander voelt, wat die ander graag wil, zonder dat dat moeite kost. Gewoon dat de beleving van de ander voor jou belangrijker is dan je eigen beleving. Dat is naar mijn gevoel een wezenlijk keerpunt.

Is dat los te zien van je houding überhaupt tegenover anderen of tegenover die ander.

Nee, dat gaat dan natuurlijk over de hele linie. En daarom is het juist zo jammer dat seks altijd als iets afzonderlijks wordt gezien.
Maar het is natuurlijk terecht wat je opmerkt, die belangstelling voor de beleving van de ander kan er niet zomaar plotseling zijn. 
Het betekent dus dat echt de beleving van de ander belangrijker is dan die van jou. Daar zit het eigenlijk in.

En dat is dus in wezen iets wat altijd speelt.

Dat is iets wat in wezen altijd speelt. Alleen in het gewone leven is het niet zo duidelijk dat je alleen maar jezelf achterna gaat. Maar in het liefdesspel is het heel duidelijk dat ieder van de twee partners, als ik het nou eens heel zwart-wit zie, zijn eigen beleving najaagt.

Mijn eerste gedachte is dan dat, als je dat in je normale leven al niet kan, het met seksualiteit sowieso onmogelijk is. Of zeg je: dat kun je ook omkeren.

Ik zei het eigenlijk al een beetje, in de seksualiteit is het zo duidelijk wat er aan de hand is. Terwijl in het gewone leven valt het niet zo op dat je in eerste instantie je eigen beleving, je eigen interesse, volgt. En ja, de interesse voor de beleving van de ander is er wel, maar dat is de hele tijd later, in ieder geval in veel mindere mate. Maar In het liefdesspel is dat ook zo duidelijk.
En dan doet zich inderdaad het raadsel voor, dan kun je wel tegen jezelf zeggen: ja, ik vind dat die beleving van de ander voor moet gaan. Maar dan leg je jezelf iets op. Dan doet zich dus inderdaad heel scherp de vraag voor: is je belangstelling voor die ander echt zonder moedwil, zonder opzet, is het spontaan zo dat je de beleving van die ander belangrijker vindt – je vraagt je dat niet eens af, die beleving van die ander ís voor jou het belangrijkste. 

Ja, dat is inderdaad een heikele kwestie, dat je je dat kunt verbeelden, dat je je dat inderdaad kunt opleggen. Het kent ook altijd een soort omslagpunt, dat je merkt dat je toch jezelf weer voorrang geeft.

Ik denk dat dat alleen optreedt als het opzet is.

Je praat erover alsof het een  formule is, die je zou kunnen overnemen. Maar soms doet het zich spontaan zo voor, los van of iemand je dat adviseert. Dus misschien is er toch ook wel een spontane neiging de ander voorrang te geven. Maar je moet elke keer weer constateren dat het niet lukt.

Nou – en dat is geen scherpslijperij – maar het is geen kwestie van ‘voorrang geven’, maar of je belangstelling daar bij de ander ligt. En wat die ander beleeft, wekt in jou natuurlijk ook iets. Maar dat is hetgeen wat jou bereikt, wat die ander beleeft.

Je beleeft in wezen dus jezelf door de ander heen.

Ja. Je beleeft de ander door … ja, een wisselwerking die er is en die jou bereikt. En dat zegt al dat je niet opzettelijk de beleving van de ander voorrang geeft – daar komt het woord ‘voorrang’ op – want dan is het een terughouden van je eigen beleving. ‘Voorrang geven aan de beleving’, dat is een doodgeboren kindje. En wat jij zegt is heel terecht, dat dat niet opeens in het liefdesspel kan optreden, maar dat dat iets is wat al vaker in je speelt.

Je zei dat het in het liefdesspel helderder wordt. Kun je dat ook doortrekken naar, laten we zeggen: sociaal gedrag, ‘naastenliefde’. Dat jezelf wegcijferen, zogezegd.

Het is erg leuk dat je ‘wegcijferen’ zegt – nu kom je dus in mijn veld terecht – want sociaal gedrag is natuurlijk heel erg voorgeschreven. En daarom heb ik het over het liefdesspel, daar is nog minder voorgeschreven, omdat het in wezen ‘zondig’ was. Dus er werd helemaal niet over gepraat, laat staan over gedacht, dus daar was ook geen mijnenveld van voorschriften.

Daarom is het voor mij eigenlijk een totaal onbedorven gebied, ondanks mijn achtergrond – misschien wel dankzíj mijn achtergrond, want daar werd nooit over gepraat.

Nou ja, het is een gebied wat – behalve in prestatiezin, en daar is natuurlijk eindeloos veel over gepraat, maar daar hebben we het op het ogenblik niet over – eigenlijk altijd geheim is geweest. En dat heeft dan als voordeel, dat je daar dus nog niet  heel duidelijke richtlijnen hebt. Want het is natuurlijk een reuze sprong om te zeggen: de ander eerst, en het dan ook op het liefdesspel te betrekken. Die sprong wordt niet gemaakt.

Ik heb wel het idee dat het toch een vrij spontaan gevoel is. Dus hoe moet je daar tegenaan kijken, is het een soort voelen, een beetje in de richting gaan… Dat je ergens toch begrijpt waar je heen moet…

Jah, het is meer het gevoel, denk ik, dat die vereniging veel meer inhoudt dan de lichamelijke lustbeleving je ooit kan geven. Ik denk dat het dat vermoeden is, het vermoeden dat een samengaan, een in elkaar overvloeien, méér is dan lustbeleving.

Waarbij die lustbeleving je toch elke keer weer op een dwaalspoor brengt.

Wat daarboven gebeurt is vollediger, dat bestrijkt een groter terrein. Daar is meer voorzichtigheid in, daar is minder grijpen, daar is meer eerbiediging in, daar is meer respect voor de ander, meer natuurlijk vermogen om af te wachten, om de ander te laten komen. Dat hele scala komt dan in zicht.
Ik denk dat daarom vrouwen daar veel meer onder lijden dan mannen, omdat vrouwen van zich uit, gewoon vanuit hun lichaamsgesteldheid, een veel duidelijker contact hebben met de totaliteit van het scheppingsgebeuren. Ik bedoel, het kind groeit in hun buik, de eerste verantwoordelijkheid is bij de vrouw, pas als het geboren is dan komt de man in zicht, zal ik maar zeggen. Je kunt als man natuurlijk heel duidelijk de groei van het kind meebeleven, maar heel vitaal is de vrouw natuurlijk de allereerste. Dus zij heeft juist met meeste behoefte aan een andere benadering dan de lustbevrediging, die heeft juist behoefte aan al het andere wat meespeelt.
Zij is van huis uit veel ontvankelijker, ze is minder gericht, is meer geopend, ze is ontvankelijker. Ja, er zijn natuurlijk heel mannelijke vrouwen, die een zakelijke carrière nastreven. Maar zelfs die zullen niet kunnen verloochenen, dat ze toch in eerste instantie proberen tot zich te laten komen en te integreren. En dan kunnen ze natuurlijk in dat integreren weer heel verstandelijk, mentaal, te werk gaan, om het voor zichzelf duidelijk te maken. Maar ik bedoel nu wat er gebeurt. Een man heeft makkelijker een doel, een vrouw heeft makkelijker een volgen van wat er gebeurt. Dus die is het meeste gekwetst, die komt het meeste tekort in die snelle benadering.

[stilte]

Nu je het zo hebt over doelen en doelgerichtheid, zou dat ook een soort afspiegeling zijn van je seksuele beleving, zeg maar twee kanten van dezelfde zaak.

Ja, daar ben je dus ook een man in. En ja, natuurlijk, we weten allebei, een man heeft het vrouwelijk in zich en heeft het mannelijk in zich. Maar bij een man is het mannelijke meestal overgeaccentueerd. Bij de vrouw is het vrouwelijke meestal overgeaccentueerd. En natuurlijk is de enige werkelijke oplossing – als je het over een oplossing hebt – dat de man het vrouwelijke ontwikkelt, en de vrouw het mannelijke ontwikkelt. Dat is duidelijk.
Waar wij het nu over hebben, is hoe dat in het gewone leven plaatsheeft. En dan betekent het toch – dat is ook wat jij zei – dat je niet plotseling in het liefdesspel anders kunt zijn dan in het gewone leven.
En dat betekent dus ook dat een meer volwassen, meer eerbiedige houding in het liefdesspel, 
teruggaat op een je bewust worden wat je doet, wat er gebeurt, als je uitsluitend je eigen doel najaagt.
Maar wat ik eigenlijk probeerde te zeggen, is dat het zich in het liefdesspel zo duidelijk toont, voor beide partijen, zowel voor de man als voor de vrouw.

Nu je er zo over praat, valt me ook op dat ik daar regelmatig tegenaan gelopen ben.

 Ja, natuurlijk. En waar je ook tegenaan gelopen bent, is wat vooraf, voordat je tot dat liefdesspel komt, er voor verbodsborden allemaal klaarstaan.

Ja, uitgebreid.

Ja uitgebreid. En dat geeft er ook die hele grote, machteloze spanning aan. Van binnenuit is er dat verlangen, dat wil zeggen, dat is heel duidelijk. Het hoeft dan niet vanuit de totaliteit te zijn, maar gewoon vanuit je lichamelijke verlangen. En dan komen de verbodsborden, dan kan dat dus niet uitstromen, het kan niet gebeuren. Want als er nou geen verbodsborden waren, en van de ander, waar jij naartoe wilt, komt bijvoorbeeld de mededeling ‘ik voel niks’ en ‘het zegt mij niks’, dan is dat niet zo’n klap, dan wanneer je eerst een hele tijd hebt opgepot, tegengehouden vanwege verbodsborden, en dán komt dat antwoord.

Het is dus absoluut niet geïntegreerd is in je dagelijks bestaan – wat dan eigenlijk ook al de hele uitingsmogelijkheid en de hele beleving bepaalt.

Als je je eerst in moet houden, dan moet je, als het dan mag, ook weer de explosie een beetje verlangzamen. Het is allemaal van een krampachtige toestand. En dan is natuurlijk wereldwijd… Waar we het nu over hebben is wereldwijd. In het Oosten zoals ik het gekend heb toen ik nog heel klein was, was dat heel veel minder, maar het was er ook, daar zijn ook voorschriften.
Dus je zou kunnen zeggen dat het liefdesspel eigenlijk een heel dankbaar terrein is om dit echt heel duidelijk in zijn zo-heid te ervaren. Wat helemaal niet zegt dat je dan plotseling in staat bent, als je dat al wilt, om meer oog te hebben wat er in die ander gebeurt.

Het is een directere confrontatie…

In het gewone leven, ja, ontgaat je dat, het ontgaat je dat je eigenlijk altijd eerst jezelf volgt, en nauwelijks luistert naar wat er gebeurt.

Dat betekent eigenlijk dat je je, door die seksuele onderdrukking, ook nog eens een keertje afsluit voor een mogelijkheid om heel direct dingen aan jezelf te ontdekken.

Ja natuurlijk, daar is het zo duidelijk. Maar het is op alle gebieden zo. Als je je dus terughoudt, én nog beseft – daar gaat het eigenlijk om, dat je je nog bewust bent dát je je terughoudt.
Het is een lang proces om dat te ontdekken. Want, kijk, je kunt natuurlijk zien dat een heleboel dingen niet kunnen in de maatschappij, die kunnen echt niet. En als je dan geen genoegen kunt nemen met een surrogaat, dan zijn er twee dingen mogelijk. Dat je zegt ‘nou het kan niet, zodra het kan, doe ik het’. Maar dat is geen bewustwording. Maar als je je bewust gaat worden dat je jezelf terughoudt en wat daarin gebeurt, kan er iets wezenlijks gaan gebeuren. Dan kun je het verband gaan zien met het waarom en hoe, en dan vermindert voor jou het gevoel dat jij teruggehouden wordt. Dan zie je het grote verband.
Je kunt natuurlijk, puur theoretisch, zien dat het niet in de haak is – zodra het leven niet uit kan stromen, dus tegengehouden wordt en een stuwing krijgt, is dat spiritueel schadelijk. Dat kun je zien. Maar je kunt, in het verband waar je in leeft, zien dat dat een gegeven is wat niet op jou persoonlijk slaat – dat is het grote punt – maar op het grote geheel. En dan op dat moment eigenlijk doet alsof jij wél in staat bent om heel spontaan de ander voor te laten gaan. En daar zit hem de knik.
Ik bedoel, als maatschappij worden die dingen niet zo gesteld om jou of mij, of wie dan ook, te dwarsbomen, maar van bovenuit gezien te zeggen: kijk eens, als we dat niet aan banden leggen, dan komen er ongelukken, dan zijn er opeens kinderen zonder ouders, afijn noem maar op, het hele scala.
En ik denk dat bewustwording vraagt, om alle aspecten die meespelen in dit gegeven, ook tot je door te laten dringen.

Dat is inderdaad heel lastig, merk ik dan.

Ja, de eerste gedachte is dat het je dwarsboomt, dat is duidelijk. 

En om dan te zien dat die restricties ook nog een, ja, hoe zal ik het zeggen…

[stilte]

 …dat die ook nog een zin hebben. Maar dat wordt alweer bijna teniet gedaan doordat er dan gezegd wordt: dat is ‘goed’, in plaats van te zeggen: het is een noodzakelijke restrictie.

Ja, ik merk inderdaad dat ik er heel moeilijk over kan praten, want het eerste wat ik wil benoemen is dat ze toch wel goed zijn…

Ja, maar als ze eerlijk zouden zijn, dan zouden ze zeggen: dit is een noodzakelijke restrictie. Maar dat is heel wat anders, dan zeg je niet: ‘het is goed’. Je geeft zelfs aan dat het niet goed is, maar dat het wel noodzakelijk is in het grote maatschappelijke verband.
En dan doet zich pas een heel interessante vraag voor – vind ik dan tenminste – dat is: kun je die restrictie zó bewustmaken, dat die aanslag, die je normaal voelt, daarmee zijn plaats krijgt. Want dan zijn we uit de moraliteit weg.

Dan begrijp je gewoon wat de natuurlijke grenzen zijn.

Wat grenzen zijn in een samenleving zoals wij hem hebben. Een andere samenleving zou weer andere grenzen hebben. Maar er is geen samenleving waar geen restrictie is, dat is duidelijk.

Maar dan zou je zeggen dat  je, om het echt in zijn zo-zijn te kunnen aanvaarden, je die grenzen eerst zelf zou moeten uitproberen…

Jah, jah, en daar krijg je de kans niet voor. Dus dat betekent… – het is heel leuk, we zijn nu gewoon heel vrij met elkaar aan het discussiëren – dat betekent  ook dat daar al de noodzaak is dat je je kunt inleven, in het hele bestel waar jij in leeft, waar ik in leef.

Ja, omdat dat bestel uit mensen bestaat en je begrijp dan die mensen niet.

Ja, dan krijg telkens, geloof ik, die vraag: in hoeverre kun je gezond blijven – dat wil zeggen, in takt blijven, niet geremd zijn, niet krampachtig zijn – terwijl het heel duidelijk is dat je in een samenleving zit, die ontzettend veel van je inlevingsvermogen vraagt… Want anders krijg je inderdaad in het klein eindeloos protesterende eenheden die elkaar te lijf gaan, wat je in het groot ziet gewoon.

Ik merk soms dat dat op een heel primair niveau speelt, dat de aandrang die je in jezelf voelt, zo’n blind zoeken is, dat je ook totaal blind wordt voor het object.

Ja, dat de eigen waarde van het object verdwijnt.

Ik heb toch het gevoel dat ik zo langzamerhand wel enigszins beschaafd en gesocialiseerd ben, maar op die momenten twijfel ik daar weer ernstig aan. 

Dat is ook zo, maar je bent gesocialiseerd uit bittere noodzaak – nou zeg ik het precies zoals ik het bedoel. Maar niet doordat je inziet wat die beperkingen eigenlijk zijn. Je blijft het zien als een aanslag op jouw bewegingsvrijheid.

Ja, terwijl je waarschijnlijk oog krijgt voor de angst die de ongetemde krachten mensen inboezemen.

Ja zeker. En we weten gewoon dat, als mensen alleen maar die oerkracht voltrekken, er dan in een samenleving als de onze gewoon ongelukken gebeuren…
Dat is duidelijk, hè. Maar in hoeverre kun je nu dat besef zó dichtbij in jezelf beleven, dat je dus niet meer dat gevoel hebt van belemmerd te zijn, belet te worden.
Wat het extra moeilijk maakt, is dat men er een morele waarde aan is gaan hechten, door te zeggen: ja kijk, dat is goed en dat is niet goed. En daarmee heb je het zijn eigenlijke karakter ontnomen, namelijk een noodzakelijke restrictie. Maar het woord ‘restrictie’ zegt het al, het is een beperking.

En dat niet inzien daarvan, betekent dat je de moraliteit volgt, maar dan op een hele duistere, krampachtige manier.

Ja, en het krampachtige zit er in dat jij je persoonlijk gekneveld voelt.

[stilte]

Dus waar ons hele gesprek eigenlijk omheen draait, is te proberen om de restrictie die er is, in zijn zo-heid nuchter te laten zijn. En er niet een mooi verhaaltje omheen te doen, van dat is braaf of het is edel of het is fatsoenlijk…
Dat is de eerste stap naar bewustwording. Want het is natuurlijk ook mogelijk dat je geheel zonder opzet de beleving van de ander van harte voor laat gaan, om jouw woorden te gebruiken. Omdat voor jou dan de beleving van de ander, jouw beleving is. En je in het volgen van de beleving van de ander eigenlijk veel verder reikt, dan wanneer je uitsluitend je eigen beleving volgt.
Dat is in wezen de moeder/kind verhouding en de vader/kind verhouding, waarbij het tot wasdom komen van het kind de ouder gelukkig maakt – niet wat het wordt, maar dat het zich ontplooit. En dat raken wij kwijt, als het kind een beetje opgegroeid is raken we het al kwijt. Als het nog heel klein is en helemaal afhankelijk van ons, gaat het nog vrij makkelijk. Dan heb je niet het gevoel dat als een kind aldoor maar blert, het een boze bedoeling heeft. Dan vraag je je af: wat zou dat kunnen zijn… Afijn, dan ga je daarop in. Maar dat vraag je je al ras niet meer af als het een beetje ouder is.

Omdat je dan waarschijnlijk het misverstand voedt dat het al over eigen vermogens beschikt.

En omdat je vindt dat dat kind  strakjes in de maatschappij moet functioneren, en dan moet het dus weten dat je dit zus, en dat zó moet doen. En dat het ongepast is om het op een andere manier te doen.
Dus daar begin je al om, als vertegenwoordiger van een bepaald maatschappijmodel, dat op het kind over te dragen. Maar dan heb je op dat moment helemaal niet meer op het oog wat het kind is, en hoe het kind dat wat jij hem op wil dragen, wel of niet zou kunnen opnemen. Dat interesseert je dan al niet meer.

Dus in wezen zeg jij dat je bij het voorhouden van de wet – zal ik het maar noemen – toch altijd primair bij het kind moet blijven, en niet bij wat er nagevolgd moet worden.

Ja, wat er uiteindelijk aan gedrag uit moet komen.

En daarbij het risico neemt dat het wel eens fout zou kunnen gaan.

Ja, en het vraagt natuurlijk een veel grotere inspanning, als je je gaat afvragen, ja, hoe kan het kind dat verwerken. Als je die vraag stelt, dan is jouw betrokkenheid van een veel grotere intensiteit en reikwijdte, dan wanneer je je uitsluitend ten doel stelt om datgene wat de maatschappij graag wil, er bij het kind in te krijgen.

Dat betekent dat je zo’n kind mee zou moeten nemen – nou stel ik het wat idealistisch voor – naar alle plaatsen  die wat dat betreft relevant zouden zijn.

Ja, en dat je probeert aan het kind duidelijk te maken wat je zelf in je leven al ontgaan is, namelijk die noodzakelijke restrictie. Dus niet ontkennen dat die restrictie er is. En ook niet zeggen: ‘dat is goed’, ‘dat is niet goed’. Maar laten zien dat die restrictie iets is wat noodzakelijk is, ondanks het feit dat het een restrictie is.
Het voorbeeld van de kachel, dat is altijd zo duidelijk: een kind moet leren dat het niet zomaar een gloeiende kachel beetpakt. Maar dan kun je het handje zo dichtbij brengen, dat het kind zelf voelt: dat kan niet…
Dan blijft het een restrictie: dat kan niet, die kachel pakken. Maar de lading van ‘pappa vindt dat niet goed’ is eraf.

De aandacht wordt van binnen naar buiten verlegt.

Ja, de aandacht wordt verlegd van degene die je attent maakt op een onmogelijkheid, naar de onmogelijkheid zelf.

Precies, want wat er eigenlijk gebeurt bij gewetensvorming, is dat de hele buitenwereld wordt buitengesloten. Dat er alleen maar een soort theoretische kennis in je gelegd wordt.

Precies. En het verband met waarom een geweten noodzakelijk is, wordt niet gelegd. En dat heeft aldoor plaats.
We zijn zo in een kringetje rondgegaan, maar je ziet, het heeft in de hele maatschappij plaats en het beïnvloedt al je handelingen.
Dat
 is mij zo heel erg duidelijk geworden in de oorlog, daar word je ook plotseling gesteld tegenover over dingen die altijd konden, en nu kunnen ze niet meer. En het merkwaardige is, in een echte toestand van overmacht, vallen de woede, de weerstand, de agressie in jezelf, gewoon weg. Het is een onmogelijkheid.
Dat zou maar mijn gevoel eigenlijk in ons hele leven moeten gebeuren, dat wij de feitelijkheid zien waarop bepaalde dingen stoelen.

Is dat dan toch niet iets van het wiel opnieuw uitvinden.

Ik denk dat we dit allemaal voortdurend moeten inzien. Kijk, dit is namelijk zo duidelijk geen weet-proces, dit is niet een weetje. Dit is iets wat je in moet zien. En dat kun je niet van een ander overnemen.
Het is dus geen leerproces, in de zin van een memoriseerproces – ons leren normaal is memoriseren en dat heel goed kunnen. Maar dit is geen memoriseerproces, dit is een acuut zien van de samenhang en de consequentie van die samenhang.

[stilte]

Ik vroeg me af, door hoeveel moet je heen … misschien kun je dat ‘karma’ noemen.
Je kunt je een soort ideale opvoeding voorstellen, waarbij je dat heel rationeel duidelijk gemaakt wordt. Terwijl het met ons mensen zo is, dat er gigantische blinde plekken in je gebouwd worden, waar je misschien je hele leven over doet…

Jah, maar dat die blinde plekken zo lang blijven, ligt, denk ik, toch voor een groot deel aan de weinige intensiteit van leven die je hebt. En dat hangt weer samen met dat hele opvoedingssysteem. In het opvoedingssysteem word je eigenlijk gezegd: kijk, doe nu maar zus en zus en zo, en dan komt het goed.
Terwijl het erom gaat dat iemand voor zichzelf gaat inzien waarom dingen zó en zó gedaan worden. En dat betekent dus dat de opvoeder de moeite wil en kan nemen, om een kind te begeleiden. Want als een kind dit soort van ontdekken meekrijgt, dan zal het zeer waarschijnlijk geen blinde plekken produceren.

Dus dan is het meer de vraag…

…hoe ga je op het leven in.

Precies. Dus wat je bijgebracht moet krijgen, is meer het instrument, een soort vermogen om op het leven in te gaan.

Je moet eigenlijk in het bezit gesteld worden van je eigen instrument. Het moet je duidelijk gemaakt worden dat dat instrument ongelooflijke mogelijkheden heeft, maar je moet ze dus een kans geven.
En dat betekent niet dat je er al direct van meet af aan etiketten opplakt. Dat gebeurt gewoon in de opvoeding zoals wij die kennen, daar wordt gezegd: zo moet je het doen! En niet: waarom is dat eigenlijk… Dan kan het kind ook tot een andere conclusie komen, dan kan hij zeggen: ja maar, kan het dan niet zó. Maar dan komt er dus een gesprek op gang.

Ik werd eens gepasseerd door een moeder met een kind achterop en dan hoor je die moeder zeggen: ‘Houd nou toch eens op, het is maar van waarom, waarom, waarom…’

[gelach]

Ja, dat komt … dat weet je, daar zitten we allemaal in, het leven is te vol, er moet teveel gebeuren. En daarom kunnen we bij die heel fundamentele vragen … ik geloof echt dat we niet hoeven te mediteren, als we daar van kleins af aan bij hadden kunnen stilstaan.

Dat begin ik zo langzamerhand ook in te zien. Want toen we het net zo hadden over dat instrument ontwikkelen, is dat eigenlijk niet wat ons gebeurt met mediteren. Dat zou je dus eigenlijk als kind aangereikt moeten worden.

Ja, ik wil het anders zeggen: als kind zou je de gelegenheid moeten hebben om dat te exploreren. En niet eigenlijk verboden te worden om te exploreren. Daar zit je dan later mee, je bent zo vaak teruggefloten, dat je het niet meer onderneemt. En dan komen we bij dat tekort aan intensiteit. 

Dat koppel je gelijk aan elkaar?

Ja, ik bedoel, als je steeds teruggefloten bent, onderneem je het niet meer. Dan zeg je eigenlijk op den duur: is daar eigenlijk geen gedragsregel voor, want dan hoef ik het wiel niet meer uit te vinden… Maar dan zijn we eigenlijk in een onmenselijk gebied gekomen, dan zijn we in een robotgebied gekomen – nou zeg ik het heel extreem.

Dat is een veel gehoorde vraag natuurlijk: doe ik daar wel goed aan…

Terwijl het eigenlijk zo zou moeten zijn dat je altijd weer opnieuw de moed, de power, de intensiteit, ter beschikking hebt om erop in te gaan. Want dan ga je ook beseffen, dat wat je in het ene geval tot dát inzicht brengt, je in een ander geval wel tot een heel ander inzicht kan brengen. Maar het blijft een inzicht, het blijft dus geënt op de situatie vanwaaruit het voortkomt. En het is niet een soort van gedragsregel die altijd geldt.
Dat is natuurlijk ook onzin, dat kan niet. Net zomin er een algemene mens bestaat, net zomin bestaat er een algemene gedragsregel. Hij is altijd afhankelijk van omstandigheden, die zó zijn, en niet anders.

En de ‘power’ te bewaren om het elke keer weer onder ogen te zien, om er elke keer weer mee door te gaan.

En ik denk toch dat ieder mens die die ‘power’ heeft, als hij niet eindeloos teruggefloten was…

[stilte]

Eigenlijk wordt er tegen je gezegd: nou zeur niet, zó is het. En als dat nou maar vaak genoeg gebeurt – en het gebeurt vaak genoeg – dan vergaat alle lust tot ontdekken je gewoon. Je zegt, nou, hoe kan ik het beste en zo snel mogelijk resultaat bereiken, want dan ben ik van het gezeur af…
En in wezen begint het gezeur dan juist, want je leeft in een volslagen theoretische wereld eigenlijk.

Ja [diepe zucht]

[stilte]

Ik denk dat die exploratiedrang een heel belangrijk keerpunt is, het vermogen en de openheid om te kunnen en te willen ontdekken. Dat heeft ook te maken met die passieve maatschappij waarin we leven.

Wij worden passief en we zeggen dan: wat moet ik doen om een bepaald resultaat te behalen. En vragen ons niet meer af, ja, waar zijn we mee bezig als we een bepaald resultaat proberen  behalen… Dan zijn we al niet meer met inzicht bezig, dan zijn we niet bezig met iets te ontdekken.
Dan zijn we bezig om zo goed mogelijk toe te passen wat ons voorgehouden is. En de mensen die honderd worden, zijn de mensen die het heel goed kunnen toepassen. Maar daar is natuurlijk het creatieve element er uit.
En dat komt dan weer terug, misschien langs een omweg, doordat je al doende gaat merken dat je het op een manier kunt doen, die dat oude ontdekken weer tevoorschijn roept. Dus dat is de creativiteit die opkomt, omdat we waarschijnlijk toch niet echt kunnen leven met alleen maar resultaat en alleen maar goed zijn. Omdat we toch willen ontdekken.
Maar we beginnen nu helemaal aan het begin en dat wordt ons ook onmogelijk gemaakt, we beginnen misschien – en dat is dan nog een gelukkig iets – ergens in ons leven, als we al een heel eind geleefd hebben…

Dat is inderdaad een vreemde ontdekking.

Ja, en het gekke is dan – dat is waar ik in de meditatie zo vaak tegen gerebelleerd heb, en ik denk met recht en rede – dat we dan in de meditatie eigenlijk hetzelfde gaan doen. En ons afvragen: hoe moeten we het doen om een goed resultaat te bereiken – wat we ook willen bereiken. Maar dat we ons niet afvragen: wat zijn we aan het doen…
Dat mensen niet bij hun adem kunnen komen, niet bij hun energie kunnen komen, is omdat ze iets heel anders moeten gaan doen. Ze moeten namelijk zich kunnen neerlaten, ze moeten voeling hebben met wat er in dat lichaam gebeurt.
Ik hoorde laatst nog van iemand die de ziekte van Pfeifer had, en die dan telkens een prikje haalt bij de dokter om te kijken: hoe het is met de Pfeifer. En dat die dokter op een bepaald moment tegen die man zei: “Ja meneer, u mag nu halve dagen werken, maar we zijn nu in een stadium gekomen dat u nu zelf maar moet voelen of u moe bent. En niet altijd weer naar mij lopen om via een prikje te weten te komen of je moe bent.”
Begrijp je, dat is nou een beetje lachwekkend, maar dat is de toestand.

Ja … hoe voel ik me, dokter?

Ja. Zo lachwekkend is het in ons leven niet, maar het is allemaal hetzelfde. Ons onvermogen om contact te hebben met onze eigen, heel gewone dagelijkse werkelijkheid: ons lichaam, onze adem, onze energie. En in het verlengde daarvan, de situatie waarin we zijn, de mensen waar we mee omgaan. Dat is natuurlijk al een veel subtieler en veel wijder en veel groter gebied.

Ja, de vraag ‘wat levert het op’, komt onmiddellijk boven.

Ja, en dat is dus ook wat mensen vragen: waarom zou ik gaan zitten… En dat de zenmeester dan zegt: “Het zitten is al de beloning, het zitten is al – heel extreem – de verlichting, het zitten is al wat het is.”
Het is dus het ontdekken. En daarbij wordt gehanteerd: maak de scope van afleiding zo klein mogelijk, zodat je je zonder al te veel moeite kunt bepalen tot dat allereerste. Dus je lichaam voelen, enzovoorts. Maar wat wij altijd doen, is dat wij dan heimelijk – misschien zijn we ons er niet van bewust – er toch iets mee willen bereiken.

Terwijl het er om gaat de bandbreedte van de beleving die er op het moment is, zo breed mogelijk te maken.

Ja, zo werkelijk mogelijk voor jezelf te laten zijn.
Zullen we het hier maar bij laten. Het was een heleboel, hè.

[ Intussen fluiten op de achtergrond de vogels … ]

naar boven