Toespraak voor april 2022
> Archief Toespraken
Eefde juli 1988 | Donderdagmorgen
Inleiding
[download]
- Over het raster van de taal
Ik wil proberen in kort bestek een sector van ons beleven een beetje in kaart te brengen, die van beslissende betekenis is voor ons leven en waar eigenlijk nog bijzonder weinig aandacht aan gegeven wordt. Dat is de kwestie van de taal.
Gisteravond had ik het voorrecht om aan een tafeltje te zitten waar Oscar een beetje aan het vertellen was van zijn leven. En dat ging voor een groot deel over de taal.
Misschien is het goed om er een ietsje van te weten. Het is een heel gebied, je kunt er je hele leven mee bezig zijn, dan weet je er nog weinig van. Maar als je een paar principes weet, is altijd de moeite waard.
Wat ik vertel is eigenlijk voor een heel groot gedeelte op gang gekomen door de taalgeleerde Chomsky, een Poolse Jood. Dat hij een Jood is, is heel belangrijk, want hij was toch gebed in de grote traditie.
Chomsky heeft kunnen aantonen – het bewijs is een beetje te omslachtig en te ingewikkeld om te vertellen – hij heeft wetenschappelijk kunnen aantonen, dat een kind geboren wordt met voorkennis. En die voorkennis omvat alles, echt alles.
Als het dan geboren wordt en opgevoed, dan wordt uit het geheel van dat alles, een héél, vreselijk klein gedeelte geactualiseerd – door de opvoeding van de ouders, het land waar hij geboren is, de cultuur, de taal van het land. En dat kleine gedeelte, dat hele, hele, hele kleine gedeelte, dat is het raster, de heel fijnmazig matrijs van voorstellingen, waar de mens de wereld in ervaart.
Moeten jullie nou eens even goed beseffen wat dat zeggen wil: je ervaart de wereld dus met dat hele, hele, hele kleine maaswerk wat je geactualiseerd hebt als mens. Al je ervaringen, mind you, ál je ervaringen zijn afhankelijk van dat hele, hele kleintje, kleine, kleine maaswerkje, zeefje, waarmee je ervaart.
Dus één ding is dat je zorgvuldig met je taal moet zijn. En een van de kenmerken van tegenwoordig is, dat… – ik heb laatst een uitnodigingsbrief gekregen om een lezing te houden over Zenmeditatie en die luidde als volgt: “Beste Maarten (ik ken de man helemaal niet), wil jij, je weet wel, iets doen over Zen.”
– A.: Letterlijk zo…?
– Maarten: Letterlijk zo. Ik neem dat natuurlijk niet aan, hè, Ik bedoel, daar bemoei ik me niet mee. Maar dat is gewoon, zo gaat dat … uit meditatiekringen.
Maar het gaat natuurlijk ook veel verder. Wat komt nu in zicht. Een kind opvoeden, dat is niet niks. Want je bent als ouder dan wel degene, die de hoofddader is in het drama van de minimalisering van de mogelijkheden van het kind.
Als je ouders hebt die een wijde belangstelling hebben en dus ook een ruime woordenschat, en dat kind krijgt dus de gelegenheid om in de gevoelige periode waarin dat gaat, dat maaswerk, dat grid, dat raster, te vormen – dan krijgt hij dus een aanmerkelijk groter maaswerk mee. Daar heeft hij helemaal geen moeite voor gedaan, dat krijgt hij mee. En een groter maaswerk, heeft ook een grotere omtrek. Een grotere omtrek heeft dus ook contact met de grotere buitenomtrek.
Waar blijven we nou met ons menselijke rechtvaardigheidsgevoel. Daar zijn hele strijdperken over geweest, alles moest voor iedereen gelijk zijn. En dan is er een geleerde hier in Holland geweest, die heeft de euvele moed gehad om te zeggen: mensen, waar praten jullie over… Die wist dit.
Dus, let op je taal.
– A.: Wat wist hij precies?
– Maarten: Hij wist dat die ongelijkheid er gewoon was. Als het ene stel ouders zo is en het andere stel ouders zo, dan ís dat zo. Want als je later al veel ouder bent, als je dan aan dat grid, aan dat maaswerk, nog wil uitbreiden, nou, daar moet je je leven dan aan geven. Dat gaat heel moeilijk, dan is die gevoelige leeftijd voorbij. Je kunt er wel wat aan doen, maar daar moet je dan al je aandacht aan geven.
En meditatie, wat heeft dat er nou mee te maken?
Meditatie is een mogelijkheid om, buiten het grid om, contact te maken met de werkelijkheid. Niet meer, niet minder. Dat is een mogelijkheid. Maar je ontkomt niet aan de wetmatigheid van het grid, want als je je dan gaat uitdrukken zit je aan je grid vast.
Dus je kunt wel door meditatie direct waarnemen, maar, mind you, dan is het dus ook niet in beelden. Dat is ook een oud gegeven in de mystiek, echte mystiek is beeldloos. Maar een mens is zo gebouwd, dat hij dat mede wil delen. En dan is hij weer aangewezen op zijn grid.
Dus het is heel belangrijk om een weg te hebben die buiten die onrechtvaardigheid omgaat. Maar je zult het nooit kwijtraken. Want als je je gaat uitdrukken, dan zit je vast … aan dat maaswerk waardoorheen jij de voorstellingen, waardoorheen jij je met de ander verhoudt. En dus communicatie hebt.
Dit wat ik nu verteld heb, is een heel klein stukje. Dat maakt dus, als je je hiervan bewust bent, dat je niet meer zo van ‘je weet wel,’ dat je dat alvast niet meer doet. Dat je probeert bewust te maken wat je wilt zeggen, zodat je even waakzaam bent bij het gebruiken van woorden.
Ten tweede dat je probeert achter de brij die je heel vaak toegediend krijgt, te horen wat daar achter plaatsheeft. Dus als je vragen krijgt of iemand vertelt je wat, dat je zo luistert, dat je ook hoort wat die ander wil zeggen.
Het is dus allemaal indicatie naar waakzaamheid, zorgvuldigheid. En óók, vooral, héél erg vooral: voorzichtigheid – wat natuurlijk allemaal neerkomt op aandacht.
En die prikvraagjes, hè, die zo vaak komen, dat zijn zo van die steentjes die uit het grid gevallen zijn, die hebben eigenlijk geen betekenis. Zo iemand die je die vraagjes stelt, is met heel wat anders bezig. Maar het is heel moeilijk om achter al die steenbombardementen te horen wat die mens nu eigenlijk bedoelt.
Dat is ook weer iets waar je mee moet leren leven. En natuurlijk niet willen wat niet kan, hè. Iedereen heeft zijn grid meegekregen en daar moet hij mee leven. Het kan een beetje opgerekt worden, doordat je droomtaal, die daar niet helemaal aan vastzit, het een klein beetje kan oprekken. Maar dan moet je daar ook weer aandacht aan geven. Ja, en dan natuurlijk niet op die sentimentele manier, die we heel vaak meemaken, van oh, mooie dromen en wat betekent het… Maar op de beelden zelf ingaan.
Het is heel belangrijk. Want zoals je je uitdrukt in de taal, zo vorm je jezelf op den duur. Als dat dus rigide is, dan word je ook rigide. Je kunt natuurlijk proberen om daar een heel klein beetje beweging in te brengen, doordat je er zorgvuldig mee omgaat. Dan werk je aan je eigen vorming.
Eerst hebben je ouders het gedaan, soms nog leermeesters – maar de ouders hebben een heel fundamenteel gedeelte gedaan, op een moment dat je gevoelig was. Maar je kunt, als je er één keer bewust van bent, daar nog iets aan doen.
En dan kun je alles gebruiken. Veel in de natuur zijn helpt heel goed. Want daar kom je dus allerlei beelden en vormen tegen, die nog niet door de mens bespeeld zijn. En wat natuurlijk heel belangrijk is, is de stilte te zoeken. Eerst in jezelf, maar ook buiten je, dus alles wat stil is – dat hoeft niet te zijn dat er afwezigheid van geluid is – maar wat stil is, wat niet een appèl op jou doet, wat voor zichzelf leeft. Zodat je dat in jezelf een kans geeft, om tot stilte te komen. Want daarin kan het beeldloze een kans krijgen. En dat is de enige, de enige, maar dan ook de enige weg langs het grid. Hoewel je dan met die handicap blijft zitten, dat als je er met een ander over spreekt, je dan weer vastzit aan je grid.
Dat is wat de taal betreft.
- Over het energielichaam
Dan wilde ik nog een paar andere zaken aan de orde stellen, en dat is: hoe ga je met je fijnere lichamen om – het zijn geen boven-zintuigelijke lichamen, maar het zijn fijnere lichamen.
Wij zijn gewend om allerlei werkingen aan de organen vast te knopen. Oefening van die inwendige organen, en enfin, talloze van die oefeningen. Maar blijf daar niet op gefixeerd. Want die inwendige organen hebben een matrijs, waaruit ze ontstaan zijn. En als je aan de matrijs kunt werken, dan ben je veel directer bezig. Ook die matrijs is een afgeleide natuurlijk, zoals je hele leven afgeleid is. Ik bedoel, elk leven is vergankelijk, dus alles wat met het lichaam te maken heeft is vergankelijk, ook de fijnere lichamen, al is hun sterfperiode verschillend.
Het grofstoffelijk lichaam is dus vrij snel. Het levenslichaam, astraal lichaam en mentaal lichaam hebben andere periodes van afsterven. Het mentale lichaam kan een paar honderd jaar duren, dat is weer afhankelijk van hoe die mens geleefd heeft.
Maar waar het nou eigenlijk om gaat voor ons is: hoe ga je ermee om, waar leg je je accenten. Blijf je bij de organen, spieren, enfin alles wat er is, of geef je aandacht aan die fijnere voorstadia – die er zijn en die eigenlijk de principes zijn volgens welke jouw lichaam opgebouwd is.
Dan kom je natuurlijk in een veel groter gebied terecht, maar dat kun je in de meditatie heel goed voor jezelf in kaart brengen. En daar is die orgaanstudie heel erg belangrijk bij, in de zin dat je dus ongeveer weet waar je zijn moet. Maar laat dan het plaatje los.
In de vorige vijfdaagse werd een anatomische pop ten tonele gevoerd. Dat heb ik met zeer gemengde gevoelens zien gebeuren, maar Greet wou het graag, dus vooruit, oké.
Want elk ding wat vorm aangenomen heeft, is heel mooi, is vorm, maar is ook fixatie. Dus als je een keer de vorm kent, laat het dan los en ga over tot het fijnere gebied. En dat kun je alleen maar ervaren.
Dus je gaat daar naartoe en probeert stil je zijn en de vorm die het heeft te vergeten. En alleen maar te ervaren wat het is. Dan krijg je een veel directer contact.
En dat contact is zoveel meer werkzaam, dat je in vrij korte tijd al die zones in je lichaam kunt doorlopen. En dan kun je ook voelen dat de energieën die daar werken, allemaal verschillend zijn. En dat alleen de samenwerkende energieën eigenlijk universeel zijn.
Daarom is de energiecirculatie heel belangrijk – de orgaanmeditatie is ook belangrijk, maar die moet je dus anders benaderen dan die energiecirculatie. Energiecirculatie is een krachtcirculatie, en die andere is een veel verfijndere circulatie, in het bijzonder het geslachtsorgaan.
Wees daar heel zorgvuldig. Je hebt meestal te maken met een orgaan wat op talloze manieren misbruikt is. Dat hebben jullie niet opzettelijk gedaan, dat doet niemand opzettelijk, maar het is wel gebeurd. We zitten gewoon in een barbaarse cultuur. Het is echt van de Hottentotten wat wij doen.
Alles wat daarmee te maken heeft, is onvoorstelbaar. Wat er allemaal gebeurt met de vrijerij… En daar komen toch ook kinderen van, van die vrijerij. Dus daar begint al een heleboel ellende… Behalve dat én de man én de vrouw, zichzelf erg tekort doen.
Dat komt omdat we bijna allemaal nog gevangen zijn in die primaire voorwaarden voor het bestaan van de schepping, namelijk zelfhandhaving en voortplanting, waar dus lustgevoelens aan vast zitten. Daarom zijn we daarin blijven hangen.
Maar daar gebeuren heel andere dingen, als een man bij een vrouw komt en hij stort zaad, dan is dat niet alleen zaad storten, het is ook dat de man zijn energieën inbrengt in de vrouw. Dat is veel wezenlijker dan dat zaad.
Daarom is het, als een vrouw verkering heeft met meerdere mannen tegelijk of achter elkaar, een grote ravage die daar aangericht wordt. Omgekeerd, als een man dat te vaak doet, of door zelfbevrediging of door heel veel vrouwen te hebben, dan vernietigt hij ook door de herhaling. Het ligt anders dan bij de vrouw, de ravage bij de vrouw is véél en véél groter. Maar een man die zichzelf herhaalt, doodt ook.
[stilte]
Dus wees daar zorgvuldig mee. Want wat daaruit voortkomt, dat zijn kinderen waar godzijdank nog wel het, ja, kosmische matrijs gered is, maar een heleboel mogelijkheden worden, al vóór de geboorte, niet alleen beperkt, maar eigenlijk onmogelijk gemaakt.
Dat waar we het nu over hebben, is het vergankelijk gedeelte van je leven, dat is dat kleine stukje van geboorte tot dood. Maar voor de grote reis van je bewustzijn is dit nóg belangrijker. En het is natuurlijk nog altijd zo, dat alles wat je in de vernieling hebt gebracht, je in orde zult moeten brengen. En dat kost tijd, dat kost energie. Maar het is niet anders.
Dus je hebt een geweldig grote verantwoording, hoor, met al deze zaken.
[stilte]
Maar we zijn natuurlijk allemaal in een positie, dat we tegen deze kosmische werkingen in zijn gegaan. Dat we, als verwende kinderen, daarmee gesold en gesmeten hebben. En kapot gemaakt.
Dus wat doen we ermee, we zijn op het punt waar we zijn.
Wat natuurlijk mogelijk is, is wat ik nu gezegd heb een poosje met je om te dragen. En te kijken wat er gebeurt, of dat veranderingen in jezelf teweeg brengt. Je kunt er niet direct voor gaan oefenen. Je kunt wel nadenkender worden in je gedrag en in je handelingen. Dat zal het waarschijnlijk ook wel gebeuren. Je kunt het betreuren dat je het niet geweten hebt. Dat is zo. Maar treur niet te lang, je moet verder.
Je kunt natuurlijk, van dit moment af, daar voorzichtiger mee omgaan. Dus niet alleen op ‘lekker en niet lekker’ afgaan, even tot tien tellen. Of liever tot honderd. En dan nog eens kijken of het zo duidelijk is.
Want die tijd die je doorbrengt in die hof van de lusten, dat is echt verloren tijd.
– C.: Wat bedoel je, wat wordt er dan gedood?
– Maarten: Mogelijkheden van energievorming – en tenslotte is alles energie.
– C.: In de joodse traditie zeggen ze dat uit veel zelfbevrediging allemaal krachten voortkomen. Er zou zich daaruit een soort ‘Golem’ kunnen vormen.
– Maarten: Dat is een traditioneel beeld, maar vergeet het maar. Maar goed, als het voor jou wat zegt, dan…
Want nou komen we in moeilijkheden – het is een taal-moeilijkheid. Maar als het voor jou duidelijk is, houd dat beeld dan maar.
En, ja, ik zou zeggen: veel mediteren, dat helpt erg. Dan merk je dat al die dingen die je normaal zo van de kook brengen, je dan minder van de kook brengen. Omdat je een ander principe in jezelf levend maakt, en daardoor op een andere manier op de wereld en de ander reageert.
Dus het is – versta me goed – geen kwestie van een soort van prediking van onthouding en zo. Dat is het absoluut niet, want daar geloof ik niet in. Dat is weer een act van de kleine wil en, nou ja, het heeft absoluut geen zin. Dus dat moet duidelijk zijn.
Maar zorg dat die fijnere werkelijkheden binnen jouw registratie komen. En laat die ontwikkeling jouw leven ordenen.
Begin niet te ordenen vanuit die kleine eigenwijze kwebbelaar die je bent, doe dat niet. Maak je gevoelig – en je ziet zelf hoe je geordend wordt. Want het model is er, in ieder van ons.
De mens heeft het grote voorrecht, dat als hij zich geordend heeft, kan hij daarvan – laat ik nou maar heel prozaïsch zeggen – daarvan vertellen. Hij kan dat dus overdragen, hij kan een aanduiding geven van die ordening. En daar zit dus aan vast dat je zorgvuldig moet zijn in het vehikel wat je daarvoor gebruikt. En dat is de taal. Want alles zit aan elkaar vast.
Dus wat kun je doen? Oefenen. Alle oefeningen zijn prima, maar de oefeningen die heel essentieel zijn, zijn die je van Epi leert. En enkele die je van mij leert, die teruggaan op een heel oud weten, wat hieruit is voortgekomen en waar we mee werken kunnen.
Maar je moet natuurlijk weten hoe je ermee werkt. En je moet elk bereiken helemaal, maar dan ook helemaal, uit je hoofd zetten. Want daar gaat het niet om. Het gaat om het beseffen, het bewustworden, hoe dat is. En in de mate waarin je je bewust wordt, kun je er – zoals Epi graag wel eens zegt – ‘sturen’. Maar wees ook in dat sturen zorgvuldig en voorzichtig. Want heel gauw stuur je vanuit je kleine ik. En dat zou jammer zijn, omdat je weer iets wilt bereiken. Het is steeds een vermogen om te ontvangen. En aan de hand van het ontvangene, daarmee te werken. En door ermee te werken, kun je meer ontvangen.
Dus als je het zo zou willen zeggen: naar het eind van je leven toe zie je steeds meer wat er nog gebeuren moet.
Dat is dus net omgekeerd als in de wereld. In de wereld zeggen we: iemand die vijfenzestig is, die is afgeschreven, die moet in een bejaardenhuis, uit met de kous. Maar het is juist het omgekeerde: als je bewust leeft, wordt steeds duidelijker hoeveel er nog te doen is En ook hoeveel er nog mogelijk is, hoeveel je nog in orde kunt brengen van alles wat je ongeweten verkeerd gedaan hebt.
Dus mensen, het is heerlijk, een geweldige toekomst.