Maarssen juni 1980 | Zaterdag
Wat we gewoonlijk niet opmerken, denk ik, is dat we tweedehands leven, dat wil zeggen, dat al onze ervaringen langs een omweg gaan. En dat is zo gewoon, dat we dat niet opmerken.
We nemen namelijk waar via voorstellingen. Nooit direct. Wat gebeurt, is dat wij door prikkels van buiten een voorstelling in ons bewustzijn brengen. Wat het ook mag zijn.
Wij putten dus eigenlijk op elk moment uit een reservoir wat bestaat, een voorstellingen-reservoir in onszelf. En een bepaalde prikkel roept een bepaalde voorstelling op.
Als ik dat zo zeg, betekent dat, als je het heel strikt neemt, heel scherp neemt, dat we voortdurend uit het verleden leven. Dat er géén moment is dat we hier en nu iets ervaren. Wij ervaren voortdurend uit het verleden. Weliswaar wordt dat verleden, dat voorstellingen-reservoir, nú aangeraakt, op dit moment, wat ook maar. Maar wat wij beleven, dat wil zeggen dat wat wij ervaren, dat is het verleden, dat is het plaatje uit het verleden.
En dat dat gebeurt, is nog niet eens zo erg, maar wel dat we het niet opmerken. En dat we allemaal dénken, dat we nu leven. Dat het verleden achter ons ligt en de toekomst voor ons en dat we nu hier zijn.
Het is niet waar. We stappen steeds over het nu heen. We leven in een voortdurend oproepen van het verleden. En dan zijn we verbaasd dat we bang zijn voor de dood, dat we voortdurend maar streven, streven, streven, streven, streven, jaar na jaar, naar een fantoom in ons voorstelingsvermogen.
Want als je ergens vanuit zou moeten gaan, dan zou het moeten zijn van de basis waarin je nu bent, nietwaar. Als je al iets in de toekomst wilt, dan moet je dat doen vanuit waar je nu bent.
Dat doen we ook als we van hieruit naar de Doornburg[1] willen lopen. Dan zeggen we: hier zijn we en we gaan naar de Doornburg Maar we zeggen niet, ja drie jaar geleden was ik hier en nu wil ik dus naar drie jaar geleden de Doornburg.
Dat zeggen we niet. Maar we doen wel zo. Dat is ons hele leven.
Ja, we leven toch ergens naartoe. Naar onze AOW of weet ik wat. Dat is dat.
En als je nog erg jong bent, dan leef je ergens naartoe, naar getrouwd zijn, kinderen krijgen of carrière hebben of ik weet niet wat. Maar het is allemaal verleden tijd.
Het is allemaal wat al gebeurd is. En vandaar ga je, hup, naar iets onbekends. Iets wat je gedacht hebt.
Het is echt het toestand waar we in zijn. Ik vertel geen sprookjes, het is echt zo. Ga het maar in jezelf na.
Probeer maar eens iets waar te nemen, iets te ervaren, zonder een voorstelling op te roepen. Probeer het maar eens. Echt waarnemen.
En wat wij doen, dat is alijd gebeurd. Door de eeuwen heen.
En we krijgen steeds meer, we weten steeds meer. Onze kennis wordt steeds groter. Het wordt ook steeds gecompliceerder.
Vandaar dat we nu dan telkens in Amerika van die alarmtoestanden hebben, die dan nergens op gebaseerd zijn. [2]
Maar dat is natuurlijk bij ons ook zo. Wij worden ook steeds gecompliceerder en knapper. En komen ook steeds meer in de war. Er zijn steeds meer mensen die aan het zoeken zijn. En de inrichtingen worden steeds voller.
Het is gewoon wat aan de hand is. Ja, maar dat komt allemaal omdat we leven zoals we leven. Dat wil zeggen, we leven in voorstellingen.
We leven in voorstelling omtrent. En dat is natuurlijk een duidelijke zaak, als je leeft in voorstellingen, dan kan dat ook zo omgeblazen worden, als er andere voorstellingen komen. Daarom zijn we erop uit om anderen te overtuigen. En anderen zijn erop uit om óns te overtuigen.
Dat is in het groot en dat is in het klein. Niet alleen tussen Amerika en Rusland.
Nee, het is ook zo. We prijzen elkaar allerlei systemen aan. We zeggen: je moet daar eens naartoe gaan, dat is leuk hoor. Maar er verandert niets in ons, helemaal niets. We schuiven gewoon van het een naar het ander.
Of we zeggen, nou je moet naar een ander land gaan. Naar India bijvoorbeeld. Daar is het.
Daar kun je het vinden. Maar we blijven het precies hetzelfde daar doen. We verschuiven een klein beetje. Het prentenboek draait een paar bladzijden door. We zien nieuwe plaatjes. We zeggen oh en ah.
Dat duurt enige jaren. Dan is weer afgelopen. We zijn weer terug waar we zijn, in de voorstelling. Altijd maar door in de voorstelling. Omtrent, de gedachte omtrent. In wat er vroeger was.
En de hele wereld praat het ons aan. We moeten meer erudiet worden. We moeten meer weten. We moeten over de grenzen kijken. Internationaal moeten we kijken. We moeten internationaal voelen. Beetje vergeten dat ze daar van de honger omkomen.
Hoe komt dat allemaal? Waarom is dat zo? Waarom kunnen we helemaal gelukkig leven hier, terwijl er daar mensen van de honger omkomen? Hoe komt dat? Ja goed, we schrijven af en toe een girootje.
Maar wat gebeurt er nou eigenlijk? Verandert er nou wat? In ons leven daar? Hoe komt dat?
Heel simpel, we leven in onze voorstelling. Heel veilig.
Hoe moet dat nou veranderen?
Mary zei vanochtend iets heel merkwaardigs, ik weet niet of het jullie opgevallen is: doe je ogen dicht en kijk om je heen, zei Mary.
Dat was eigenlijk een beroep doen op direct waarnemen. Waar ik niet mee wil zeggen, dat je nou altijd maar je ogen dicht moet doen. Maar eens een keer níet via dat gewoontemechanisme van voorstelling in de wereld zijn.
Ja, maar dat veronderstelt wat.
Dat veronderstelt dat je zonder voorstellingen kunt zijn. En als je dat, in zo’n oefening als Neelie doet, nog erg makkelijk in verhouding, omdat je dan tenminste een onderwerp hebt. Je hebt het onderwerp dat je je lichaam probeert te voelen.
Je begint om je lichaam te voelen. Niet meer hier in de voorstellingen te leven, maar heel gewoon je lichaam voelen. Het lichaam wat maakt dat je er bent. Je kunt natuurlijk allerlei theorieën hebben van hoe het zou zijn als we geen lichaam hebben, maar dat is theorie.
In je lichaam zijn. Het is een begin. Het is een begin van zonder voorstellingen zijn.
Alleen maar stil.
Ja, wat is stil? Stil is echte aandacht. Stil is dus niet een bepaalde voorstelling, ook niet de voorstelling omtrent stil.
Maar alleen maar open en gevoelig voor alles wat daar is. Om je, in je, door jou heen.
En nou is het merkwaardige dat dit allereerst voor ons zo moeilijk is. Want eigenlijk is onze wijze van leven ongelooflijk compliceert, nietwaar. Denk je dat maar eventjes in. Sta er maar eens even bij stil.
Wat doe je voortdurend? Er komen prikkels binnen. Geluid, gezichtsprikkels, gevoelsprikkels, tastprikkels. En wat doe je? Dat ga je omzetten in beelden en voorstellingen, die ergens in je opgeslagen liggen. En als je dat dan allemaal gedaan hebt, dan zeg je: oh nu ben ik hier.
Terwijl het mogelijk is om die hele omweg, die hele apparatuur, gewoon stil te laten liggen. Dat hoeft niet, je kunt direct nu hier, waar je bent, zijn.
Dat hoeft niet via al die hele lange omweg. Nee, dat kan onmiddellijk, hier.
Vandaar ook dat je af en toe bij hele gekke mensen hoort dat ze zeggen: je hoeft niks meer te bereiken want het is er al. Je bent er al. Waarom span je je zo in? Je bent er. Wij moeten ons wel eigenlijk indachtig worden wat we doen.
Het is waar wat die mensen zeggen, die gekke mensen. Dat je er eigenlijk al bent. Dat alles er eigenlijk al is, dat je helemaal volmaakt bent. Dat is zo. Alleen, wij moeten ons eerst heel goed rekenschap afleggen van hoe wij werken.
En niet alleen als wij de ingewikkelde berekeningen maken, of als wij vreselijk verantwoordelijk werk doen. Maar gewoon zo over dat. We hebben een beetje met elkaar kletsen. Beetje werken. Het huis doen. Koken. Kinderen opvoeden. Dat zijn zo de gewone dingen die we doen. Het bed opmaken.
Al die tijd al die manier omwerken, al die manier omwerken. Het bed opmaken, denken we aan wat we morgen moeten doen. Uit het verleden.
We zijn er bezorgd over, het zal wel klaarkomen. En het is nog zoveel. En de baas heeft gezegd dat het dan en dan klaar is.
En dat doe je allemaal terwijl je het bed opmaakt. Terwijl je het laken gladstrijkt, ik ga dat anders doen.
Nou, maar dat is wel een uitputtende soort van leven.
In plaats van net als een eenvoudige boer bezig te zijn met dat bed. En er misschien zelfs plezier aan te beleven, dat dat nu weer helemaal in orde komt. Dat je dat ’s nachts goed in in deze orde hebt gebracht en dat je een blaak als glas trekt.
Dat het weer helemaal gaaf wordt. Of dat je een maaltijd gaat bereiden en dat je heel zorgvuldig alles voorbereidt. Je hebt het misschien zelfs ingekocht.
Ik weet niet of er nog mensen zijn die dat zelf doen. Met grote zorgvuldigheid heb je dat uitgekozen. En nu maak je het helemaal klaar.
Je bereidt je voor, dat je gaat koken. Je zet de dingen allemaal precies op hun plaats. Dat het niet een troep wordt.
Zoals je wel kent, dat je ergens komt, de huisvrouw heeft zich gerept, heeft een rood hoofd. De hele keuken ligt onder de troep.
Helemaal anders. Helemaal met je aandacht erbij. Alles keurig netjes.
Geordend op zijn plaats. Zodat de ene handeling het andere voortvloeit. Dat je op het goede moment begint met koken en niet terwijl je het andere moet doen om tijdbaar te komen.
Gewoon heel die simpele dingen. Die simpele handelingen, die processen waar je in staat, de hele dag. Die is nou eens helemaal zorgvuldig te doen.
Mensen, ik beloof jullie, het is een avontuur, het is geweldig. Je wordt er … je merkt iets op. Je maakt lekker eten. Voor jezelf, voor anderen. En tegelijkertijd word je allemaal leger, leger, leger, leger, aan die afschuwelijke stroop en brei.
Een voorstelling die je door je heen trekt. Er zijn allebei hele verheven voorstellingen hoor, omtrent God en zo. Maar het is allemaal precies hetzelfde.
Allemaal verleden tijd. Allemaal wat je als gedachte hebt. Of het een andere of goede gedachte is, nog erger.
Waar het om gaat is wat je helemaal aan het begin komt tegen. Tegen al datgene wat altijd maar door je heen trekt, en door je heen trekt. En je vermoeidt, tot in je dromen toe.
Daar zijn we ook zo druk over, over onze dromen. Mijn laatste droom.
Verleden tijd, alle verleden tijd. Niks. We houden elkaar er mee bezig. Schrijven de boeken op.
Dat doen we toch. Ik vind dat gewichtig. Allemaal verleden tijd.
Niet nu. Niet dit moment. Niet echt helemaal hier bij jezelf.
Bij het feit dat je bent, dat je leeft. En dat je tot alles wat er in de wereld gebeurt, behoort, helemaal behoort.
En dat is de paradox. Toch ook helemaal zelfstandig jezelf kunt zijn. Terwijl je totaal toebehoort aan alles wat er is: de mensen, de dieren, de zon en de maan, het seizoen. Alleen, daartoe behóór je.
En tegelijkertijd, ieder van ons, helemaal iets individueels. Een brandpunt van alles waartoe je behoort, tegelijkertijd.
Maar zoals wij leven, leven we in wat gebeurd is. Dat is er dus niet meer. Beseffen jullie dat?
Leven in wat gebeurd is. Terwijl we toebehoren aan nu. Aan dit hier. Aan ik hier.
Dat is onze situatie. En als je op je bankje zit, en je hebt echt aandacht voor alles wat er gebeurt. Dan merk je dat het zo is. Dat je voortdurend die stroom door je heen hebt, in voorstellingen. En dat zonder dat je het merkt, dat je daarmee mee gaat.
En dat betekent dus altijd: weer mee met het verleden. En dat je vanuit het verleden hier bent.
En dat betekent dus niet hier. Dat je jezelf herhaalt. Het heeft een nieuwe, andere nuance, maar je herhaalt ze. Repeteert, herhaald doet.
Daarom is dat bankje zo moeilijk. Of dat kussen. Namelijk dat je opmerkt wat er eigenlijk aan de hand is, kun je jezelf niet meer voor de gek houden, kun je niet meer denken dat je een mens bent. Weet je dus dat je een mechanisme bent, een herhaal-mechanisme. Een ongelooflijk ingewikkelde, fijne computer. Maar niet meer dan dat. Omdat je datgene wat je tot mens maakt, dat je daar voortdurend aan voorbij gaat. Datgene wat je echt helemaal in verbinding houdt met, verbindt met, alles wat er is. Dat je dat gewoon niet laat leven. Het is er wel.
Het leeft niet in jou heel direct. Daarom is dat bankje zo moeilijk. Het is een confrontatieplek. Confrontatie met de werkelijkheid van jezelf. Daarom zijn er ook een heleboel mensen die op een bepaald moment van dat bankje wegrijden. Dat is heel duidelijk.
Het is niet zo leuk. Om op te merken hoe je altijd maar in slag genomen wordt. Het is niet zo eenvoudig om het uit te houden.nOm altijd maar weer op te merken hoe het gaat. En dan niet als een verwend kind te zeggen: ik wil het niet. Om te zeggen: oh ja, zo is het.
Dat is wat het bankje. Inderdaad. Een beetje moeilijk maar.
Het is veel makkelijker om uit te geven aan die stroom die door je heen gaat uit het verleden. We praten met elkaar. We ontwikkelen hele nieuwe theorieën die oud zijn.
Dat is veel makkelijker. Want als je er uiting aan geeft, dan is er geen spanning, dan is er geen confrontatie. Dat is heel simpel.
Maar, dat is natuurlijk wel zoals het is. Het enige wat je daar uit deze visieuze cirkel kan helpen, het is het opmerken. Opmerken wat er gebeurt.
Zien wat er gebeurt. En het daarbij laten. Met opzetten, met klemmen zeg ik dat.
Laat het daarbij. Met het opmerken. Ga er niet conclusies aan verbinden.
Ga niet zeggen, het is best of het is slecht of ik wil anders. Doe dat niet! Doe dat niet! Blijf uitsluitend bij het opmerken. Dat doet zijn werk.
Dat is het grote proces. Het grote proces is aandacht geven, opmerken en laten. Laten gebeuren.
Anders maak je een nieuwe theorie. Dat helpt je niets, geen snars. Je kunt alleen opmerken.
Opmerken. En daar vrede mee hebben. Dat proces van het opmerken, dat kun je intensiveren.
Zodat je gewoon je hele dag leeft. Er vol van wordt. Van het steeds beter, dieper doordringend opmerken.
En dan merk je ook dat je heel weinig nodig hebt. Heel erg weinig. Je hoeft niet meer naar verre landen.
Je hoeft ook niet eens voor allerlei te doen. Voor allerlei trainingen te ondergaan. Je kunt je hele dag trainen.
Je hoeft niet meer ergens naartoe. Je kunt direct beginnen. Hier, nu, dit moment.
Als jullie in de gaten krijgen hoe we al doorlangs omwegen worden. Geweldig. Hoe we inderdaad zover zijn gekomen dat er mensen zijn die ons eigenlijk atent moeten maken op hoe het in ons werkt.
Ja, zover zijn we inderdaad gekomen. Het is niet meer zo vanzelf dat we dat opmerken. Maar we hebben al die mensen nodig die ons dus atent maken op de wijze van hoe wij psychisch te werk gaan.
Dat is eigenlijk heel triest. Maar het is wel zo. Nou, dan is het ook weer gelukt.
____________________
[1] De ‘Doornburgh’ was het gastenverblijf van de Emmaüs Priorij in Maarssen – waar van 1975–1999 sessies van Maarten Houtman plaatsvonden. Zie foto geheel boven (foto Ingrid Bakker).
[2] Zie dit krantenbericht:
“Washington D.C., March 16, 2020 – During the Cold War, false alarms of missile attacks were closely held matters although news of them inevitably leaked. Today the National Security Archive revisits the false alerts of the Jimmy Carter administration when on four occasions warning screens showed hundreds and hundreds of Soviet ballistic missiles heading toward North America.”
Sitemap Tao-zen