bij het verschijnen van ‘Lekepraat’
Wat vooraf ging
In de nadagen van Meditatiecentrum ‘De Kosmos’ in Amsterdam nodigde Maarten Houtman, zenleraar en nestor van de Nederlandse zen beweging, zijn collega Nico Tydeman uit om gesprekken te voeren over hun beider passie: de zenmeditatie. Ondanks de verschillen, werkten ze vanuit dezelfde inspiratie. En bovendien waren ze oude vrienden. Uiteindelijk werden in totaal twintig gesprekken gevoerd, die zich uitstrekten over de periode maart 1989 tot mei 1995.
Na elk gesprek, kwam Maarten Houtman bij Klaaske Fokkens langs met het bandje, om uit te typen. Vervolgens ging de tekst naar Nico, die z'n commentaar gaf.
Toen Hein Zeillemaker tien jaar later de beschikking kreeg over Maarten's computer archief, werd hij ongeduldig, hij besloot de het daar opgeslagen ‘Lekepraat’ nog eenmaal te redigeren en uitgave klaar te maken – november 2009 was het zover en werd Lekepraat onder de titel ‘Geen meester, geen leerling’ bij Asoka uitgegeven.
Het onderstaande gesprek begint met de vraag, of je ooit kunt zeggen dat dit soort teksten ‘achterhaald’ zijn.
– Hein: Maar al met al heb ik bij jou ook weleens geconstateerd, dat je de neiging had om te zeggen van, nou, die toespraken van mij, van tien, vijftien jaar geleden, daar hecht ik niet meer zo aan.
– Maarten: Dat is wat anders, maar dan zeg ik ook exact zo zoals het is: daar hecht ik nú niet meer zo aan. Maar daarmee evalueer ik het niet wat ik gezegd heb.
– Hein: Nee, bovendien, ik heb daar altijd een beetje verwonderd bij stilgestaan als je zoiets zei.
We hebben bijvoorbeeld die uitgave gehad van die twaalf toespraken op op cd, die zes cd’s, en ja, dat gaat terug tot begin tachtiger jaren. En wij beleven daar nog steeds een heleboel aan.
– Maarten: Ja, nou, dat is heel fijn, en ik kan alleen zeggen, dat in mijn levensfase nu, dat ik zie dat het waar is, maar dat het voor mij, en dat is altijd het punt, dat het voor mij betrekkelijk is geworden. Maar daar zeg ik mee dat het voor mij nu betrekkelijk is geworden, daarmee evalueer ik niet wat ik toegezegd heb.
– Hein: Nee, maar, ja, dat is een lastig onderwerp, want jij zou je dus niet persoonlijk inzetten om daar iets mee te doen. Maar hoe zit dat dan met Lekepraat?
– Maarten: Ja, met Lekepraat is eigenlijk hetzelfde aan de hand. Ik vind lekepraat nog steeds een heel bondige samenvatting van een heleboel dingen. En al zodanig zeer waardevol. Dat ik er op het ogenblik iets anders tegenaan kijk, doet daar niets aan af of toe.
– Hein: En, mag ik vragen, wat voor jou op dit moment dan het brandpunt is?
– Maarten: Wat voor mij, dan moet ik eventjes stil zitten…
– Maarten: Ja, voor mij is op het ogenblik dus, steeds opnieuw, de vraag, als je nou dat hele leven samenvat, met het jappenkamp en alles wat er bij is, wat is dan het gevolg eigenlijk in jouw leven, mijn leven dus, van die bezigheden die je allemaal gepleegd hebt. Ik kan alleen maar vaststellen dat ze mij gemaakt hebben eigenlijk, of veranderd hebben, tot wat ik nu ben. En al zodanig onuitwisbaar zijn, ja, ik ga natuurlijk op een bepaald moment dood en dan is dit leven afgelopen. Maar tot op heden is er eigenlijk niets van wat ik beleefd heb, ook niets van mijn jeugd, is onbelangrijk.
– Hein: Nee, want jij bent er ook nog steeds mee bezig, met je jeugd.
– Maarten: Ja, en ik merk dus dat heel veel van mijn jeugd, het is langzamerhand een beetje schimmig geworden door alles wat er daarna gebeurd is. Maar het is tenslotte het begin van een leven wat heel volledig was, heel bevredigend was, heel vanzelf was, vooral dat vanzelf wat ik toen beleefd heb tot mijn achtste jaar, toen ik dus voor het eerst in een kosthuis kwam waar het niet goed afliep. Maar tot aan dat moment was het eigenlijk zó vanzelfsprekend, ik dacht er niet over na.
Je had het gegeven, je leefde, elke dag waren er nieuwe dingen om te beleven en dat was heerlijk. En ik had ook een taak, dat was ook heel anders dan in de meeste jeugdervaringen, ik had een hele duidelijke taak, ik moest varkens eten geven, ik had met allerlei dieren een hele duidelijke taak.
En dat heeft ook gemaakt dat ik eigenlijk altijd een groot verantwoordelijkheidsgevoel heb gehad voor de dieren, omdat ik die taak had. En daar ben ik ook heel blij om, want het was dus niet alleen maar het gadeslaan, het was niet alleen maar het bekend raken met het leven van de dieren. Maar ik had daar een functie in. En dat is eigenlijk gebleven.
En zo heb ik dus in mijn leven heel vaak het gevoel gehad, dat alles wat ik beleefde, dat ik daar deelnam aan iets. En dus, omdat ik deelnam, ook een verantwoordelijkheid voor had.
Ja en dat is natuurlijk bij Nico, die hier is opgegroeid, op een seminar groot geworden eigenlijk, is dat totaal anders geweest. Hij kon kiezen, ik kon niet kiezen. Het kwam zo. En ik voelde me daarin zo opgenomen, dat het nooit bij me opgekomen is, van ja, het had ook wel eens anders gekund.
Ja, dat kan ik theoretisch nu wel zeggen, maar dat is wat anders.
– Hein: Wat mij wel duidelijk geworden is, omdat ik zowel jouw bewerking heb gezien als de oorspronkelijke tekst, is dat je er heel veel energie in gestopt hebt. Ja, heel erg. Ja, want ik had het trouwens met Erna over bewerken van interviews, en dat is voor haar natuurlijk haar professie. Maar jij hebt dat eigenlijk heel professioneel gedaan, naar mijn idee. Dus eruit halen wat belangrijk was, héél veel weglaten, dingen omgooien om wat jij belangrijk vond, nog in een helderder licht te zetten. Ook zelfs dingen invoegen. Je hebt je daar nogal wat dichterlijke vrijheden bij veroorloofd. Ja.
– Maarten: Ja.
Ja, voor een groot deel is het mijn werk geweest. Maar de oorsprong, het eerste begin, dat is heel enthousiast van twee mensen geweest. Maar op een bepaald moment verloor Nico zijn belangstelling daarvoor, omdat hij weer nieuwe dingen zag. Dat is heel simpel wat er gebeurd is.
– Hein: En jij hebt ook de volgorde, de chronologische volgorde, heb je omgegooid. Dat was ook vanuit een gevoel van opbouw, zeg maar.
– Maarten: Ja, het was vanuit een gevoel van dat, als ik het omgooide, dat het duidelijker werd, zal ik maar zeggen. Dat het project op zichzelf eraan zou verbeteren. Ja.
– Hein: Want jullie hadden onder andere afgesproken dat Nico jou een keer zou interviewen, heb ik begrepen.
– Maarten: Ja, dat is nooit gebeurd.
– Hein: Nou ja, dat is toch dat eerste verhaal.
– Maarten: Oh ja, dat bedoel je, ja.
– Hein: En er is ook nog het laatste verhaal van ‘hoe Maarten Houtman tot meditatie kwam’. Dus het eerste en het laatste gaat een beetje over jouw verhaal, als ik het goed heb, hè?
– Maarten: Ja, dat gebeurt logisch, als je er zelf zo lang mee bezig bent, dan gebeurt dat. Ja.
– Hein: Maar je hebt dat al doende, heb je het niet als eenzijdig ervaren?
– Maarten: Nee. Ik heb steeds, voor mijn gevoel, ik heb me steeds gehouden aan waar we mee bezig waren. Het geheel daar heb ik me aan gehouden. Ik heb daar wijzigingen in volgorde aan gebracht. Ik heb wijzigingen van belang erin gebracht, maar ik ben niet afgeweken van het oorspronkelijke opzet.
– Hein: Ja, het is natuurlijk ook een rol die jij inmiddels hebt afgelegd, hè? De rol van meditatieleraar.
– Maarten: Ja. Dat is … ja, ik kan me heel goed voorstellen dat een heleboel mensen die mij dus meegemaakt hebben, dat die het jammer vinden, dat die nog een keertje gesprek met me willen hebben.
Dat kan ik me heel goed voorstellen en voor zover mijn lichamelijke toestand het toelaat, vind ik het ook best om met degenen die daar behoefte aan hebben, nog een gesprekje te hebben.
Eindpassage van ‘Lekepraat’
Nico: Maarten, ik zou je willen vragen hoe je, bijna in tegenstelling tot de grote traditionele spirituele weg waarin sterk onderscheid wordt gemaakt tussen in de wereld leven en je in een klooster wijden aan de weg, je meditatiepraktijk opgebouwd hebt midden in het maatschappelijke verkeer, met je gezin en je verschillende banen.
Hoe heb je dat zo consequent volgehouden, terwijl je van anderen hoorde dat dat nooit goed kon zijn? En als je me dan ook nog vertelt dat je opleiding bij Dürckheim nauwelijks wat voorstelde, hoe heb je dat al die jaren volgehouden, met al het andere naast je spirituele opgave?
En misschien kun je ook nog zeggen wat je er nu achteraf van vindt.
Maarten: Nu achteraf realiseer ik me dat het in de kiem al heel vroeg in mijn leven aanwezig was. Ik was vier jaar en zat achter het grote huis op de plantage aan de rand van het oerwoud en ik keek naar het lengen en korter worden van de schaduwen, toen ik door mijn moeder werd weggeroepen voor het middageten. Ik ervoer dat als een hindernis en verweet het mijn moeder, ook al deed ze niets anders dan me eraan herinneren dat ik moest eten.
Ik voelde met tussenpozen, ook toen ik ouder werd, dat er naast de lotgevallen zoals werken voor het onderhoud van een gezin of wisselende relaties hebben, iets anders is, een ‘Aanwezigheid’ die al het andere overstijgt en tegelijk in alles aanwezig is. Oorlog, uithongering in een gevangenenkamp, vernedering en doodsgevaar doen daar niets aan af. In mijn geval werd het er zelfs door versterkt. Dat gevoel van die Aanwezigheid werd, na een aantal jaren weg geweest te zijn, zo sterk, dat ik volgens de aanwijzingen uit een klein boekje over yogameditatie iedere ochtend een uur ging zitten op een zelfgemaakt stoeltje zonder rugleuning.
Dat was ongeveer vier jaar voordat ik Dürckheim ontmoette. Hij leerde mij ‘zitten’, rechtop, ontspannen, met mijn adem diep beneden, iedere dag een half uur. Liefst driemaal per dag.
Daarna ging ik ieder jaar naar Dürckheim toe in Todtmoos-Rütte in het Schwartzwald, om een gesprek met hem te hebben over wat mij het meest bezighield op dat moment.
Dat was mijn opleiding.
En … Dürckheim eiste op een bepaald moment dat ik met een groep zou gaan werken. Eerst verzette ik me daartegen, maar uiteindelijk deed ik het op zijn gezag. Dat is tot m’n verbazing vanaf het begin goed gegaan. Daardoor kreeg ik het vertrouwen dat er iets in je leven is dat uitgaat boven alles wat je hier doen moet. Het was een andere verantwoordelijkheid dan die van het gewone leven.
Later merkte ik dat die Aanwezigheid maar één ding vroeg: een onbeperkt vertrouwen in haar. Wanneer je haar binnen je aandacht hield, werd je vanzelf gewezen op wat je te doen had. Liet je dat na en vergat je het, dan merkte je dat wat je doen wilde moeilijk of onmogelijk werd. Dan had je problemen!
Misschien dat je binnen een traditie meer afstand houdt tot je vertaling van het leven, die je niet eens als een vertaling ervaart. Ik ging pas langzamerhand beseffen dat het een vertaling was die gold voor het dagelijks leven, maar die daarnaast altijd weer de aandacht behoefde voor dat Andere. En niet alleen in de momenten van afzondering, maar in je hele leven, in alles wat je doet: wakker worden, opstaan, wassen, je oefening doen, met een ander zijn, je werk verrichten voor je levensonderhoud, vader zijn – kortom in alles wat je tegenkomt, en wel zó dat de kalmte en de vriendelijkheid van het zitten doorgaat in alles wat je doet, waarbij je onvermijdelijk het gevoel krijgt dat jij het niet doet, maar dat je ter beschikking bent voor wat gebeuren moet, ook al weet je niet precies wat dat is. Dat maakt dat je zonder moeite geduld hebt met de mensen die bij je komen met hun problemen, ook al is het soms zot wat ze je vertellen.
Je gaat beseffen dat het leven een voortdurend heen en weer bewegen is tussen vertrouwen en het zelf willen doen. Het is pas in de loop van jaren dat je door krijgt dat het uitsluitend afhangt van dat onbeperkte vertrouwen. Dat maakt het vriendelijk, licht en gewoon.
Nee, ik heb nooit de behoefte gehad om een officiële weg te volgen, zeer waarschijnlijk ook doordat Dürckheim was zoals hij was en mij ook zijn beperkte menselijke kant liet zien, waarbij hij mij dan lachend aankeek van ‘zo ben ik’. Zodat ik van het begin af aan wist dat de aardse mens z’n gehechtheden en z’n relaties heeft, naast het geestelijk pad dat hij volgt.
In plaats van een officiële leergang te volgen, leek het mij veel vanzelfsprekender om direct het hele pakketje op me te nemen, in het besef dat het normale leven doorgaat. En nou moet maar blijken of mijn verlangen naar de grote Eenheid zo groot is dat ik midden in dat leven die weg kan volgen. Die weg kon ik jaren vergeten, dan leefde ik in een vacuüm. Maar dat houd je tenslotte niet uit.
Dürckheim leerde me dat het er om gaat ze allebei in tact te laten en steeds meer die onvoorspelbare dimensie in je leven te vertrouwen. Achteraf besef ik dat het zó en niet anders gegaan is – wat ik er nu ook van vind.
Lekepraat | Gesprek 20 (slot)
Meditatie in het volle leven
Sitemap Tao-zen
Maarten Houtman & Nico Tydeman
Lekepraat
Gesprekken over zenboeddhisme
(Omslagontwerp: Peter van Balgooi).