Afbeelding boven: Boeddha's ogen. Close-up van Boeddhabeeld, Ladakh, India
Toespraak december 2024
Huissen april 1994 | Vrijdagavond
Ik wilde vanavond proberen aan het andere begin te beginnen, namelijk bij het feit dat we pas mogen hopen op een verandering van het gedrag van de mens als zijn geest muteert – met ‘mutatie’ bedoel ik die sprong, waarbij we níet meer in eerste en laatste instantie afhankelijk zijn van de basisinstincten.
Daarmee is ons lichaam geëvolueerd gedurende miljoenen jaren en ons denken-voelen in duizenden jaren. Daar is dus een verschil tussen, het lichaam is veel ouder, het lichaam is het product van miljoenen jaren van ontwikkeling. Het denken-voelen van duizenden jaren – die twee samen vormen in ieder van ons het ‘ik’, het ik wat zich afgescheiden, zelfstandig, autonoom voelt ten aanzien van alles in de wereld. Daar wordt een klein beetje inbreuk op gemaakt op het moment dat mensen heel veel van elkaar houden. Dan is even dat gevoel verbroken dat we helemaal op onszelf staan en kunnen beslissen of we contact willen of niet.
Die basisinstincten van zelfhandhaving en voortplanting, en alles wat daaruit voortkomt – dat is niet alleen de mens, dat is de hele schepping.
En zoals wij leven in de maatschappij – die we zelfgeschapen hebben, eveneens in verloop van duizenden jaren – werken we nog altijd volgens die instincten.
En we kunnen daar hele grote verfijning in aanbrengen, en we kunnen proberen altruïstisch te zijn, en we kunnen proberen alle mensen lief te hebben. Maar we weten in ons hart dat het mooie woorden zijn, maar dat we er niet naar leven.
Het is al zo oud als de mensheid, dat we ons afvragen: kunnen niet daaraan ontsnappen, kunnen we niet – waarvan we telkens horen in de religieuze overlevering van de mystieken – leven volgens dat andere principe van verbonden zijn. Waarbij we niet meer de vrijheid hebben ons met een ander te verbinden, we zijn al verbonden.
En ook heel, heel oud is de poging om dat te doen met het instrumentarium wat we hebben, met het lichaam – wat op zichzelf een onvoorstelbaar groot wonder is – en met het denken-voelen, dat ontstaan is in duizenden jaren, wat zoveel kan, wat zich zoveel kan indenken, wat zich zoveel kan voorstellen. En het antwoord is telkens weer gegeven door groten, die hiermee geworsteld hebben, dat dat niet kan… Dat we dat niet kunnen met ons instrumentarium, hoe graag we het ook zouden willen, hoeveel wilskracht we er ook inzetten. Omdat het instrumentarium waarmee we werken, gebaseerd is, voortgekomen is, geëvolueerd is, geboren is, volgens die basisinstincten die de hele schepping in stand houden – die basisinstincten zorgen dat de schepping in stand blijft.
Maar – dat is wat die groten ons vertellen – wij behoren niet alleen tot de schepping, wij behoren ook tot datgene wat vóór de schepping is, wat de schepping tot gevolg heeft, wat er altijd is en nooit ophoudt te zijn.
En om dat beseffen, kunnen we dat dus niet doen aan de hand van wat wij ter beschikking hebben, wij kunnen ons-dat-niet-voorstellen. Ergo, we kunnen er ook niet naartoe werken.
Wat ik hier zeg is heel belangrijk – het is een beetje dwaas natuurlijk, als de spreker zegt: ‘mensen, dit is belangrijk wat ik zeg.’ Maar ik doe het, omdat hier een heel hardnekkig misverstand altijd maar weer doorgaat de zaak onmogelijk te maken: het idee namelijk dat je er naartoe kunt werken, dat je met het instrumentarium wat je hebt er iets aan kunt doen, binnen jouw voorstellingsvermogen. Het allereerste en het allerlaatste waar het op aan komt is dit te beseffen: dat dat kan niet, op geen enkele manier!
– Waarvoor zijn we hier bij elkaar gekomen?
Onder andere om dit te beseffen.
– Maar dan is het zinloos…
Toch niet. Als je maar beseft dat het niet kan met het instrumentarium wat je ter beschikking staat. Dat het alleen maar kan als het hele levensproces wat je als mens bent, ophoudt te willen ervaren, ophoudt zich voor te stellen, ophoudt een oplossing te vinden, ophoudt zich een beeld te willen vormen, ophoudt te vragen.
En het wonderbaarlijke is, dát blijkt voor ons in de loop van de geschiedenis een bovenmenselijke opgave te zijn, omdat we ons altijd wat voorstellen, omdat we altijd ervaren, en ook omdat we altijd ervaring zoeken.
En dat laatste zijn we ons niet bewust. We hebben namelijk het gevoel dat als we niet ervaren, we dood zijn. Dat is voor ons een isgelijkteken: niet ervaren = dood.
En dat is het laatste wat we willen, we willen niet dood. Het is ook heel gezond dat we niet dood willen. Maar het is een misvatting om te zeggen: als we niet ervaren’ – en dat zeggen we niet bewust, natuurlijk niet – ‘als we niet ervaren, zijn we dood, is er niets meer.’
Alleen zij die door een of andere wonderlijke speling van het leven voor de dood gestaan hebben, gemeend hebben dat ze doodgingen, hebben ervaren dat, behalve alles wat ze kennen van het leven, er iets anders is wat niet te maken heeft met ervaren. Iets wat geen verleden heeft en geen toekomst, alleen maar ís.
De meest serieuze systemen van meditatie proberen dat te imiteren, die proberen een mens als het ware de doodservaring nabij te brengen. Ik denk dat dat niet gaat. Je kunt het wel proberen, maar ik denk dat dat niet gaat.
Wat wel mogelijk is – en het is fantastisch dat dat kan – dat wij kunnen begrijpen, kunnen inzien: dat het wezenlijke begint op het moment dat wij niet meer ervaren. Dat is fantastisch. Dan besef je ook waar het om gaat – terwijl je tegelijkertijd weet dat jij het niet kunt forceren: je kunt het dus niet forceren.
En toch is dat wat noodzakelijk is, als wij als mens willen ophouden het product te zijn van die basisinstincten in de schepping, die noodzakelijkerwijs agressie, oorlog, vernietiging en uitbuiting in zich dragen. Zolang wij daarvan een exponent zijn, met ál onze goede wil, met ál onze liefde, met ál onze woorden, met alles wat we hebben, blijft de status quo – in een steeds ander decor, een steeds andere uitmonstering, een steeds andere situatie, sneller of langzamer, brutaler of verfijnder – maar het blijft daarbinnen.
Het is maar de vraag – en dat is echt een vraag – of het je interesseert om in te gaan op dit gegeven. Of dat je zegt: “Lieve Maarten, eerst nog even dat en dat en dat.”
Want het vraagt dus een constante aandacht voor dit gegeven, waarbij je jezelf niet veroordeelt, waarbij je jezelf geen eisen stelt. Dat kán ook niet, je kunt jezelf geen eisen stellen, want je kunt met dat instrumentarium wat je hebt niets doen.
Maar je kunt wel gestadig aandacht geven aan dit hele proces – het is een heel groot proces, dat net zolang als er mensen met een bewustzijn zijn, af en aan bij enkelen in de aandacht is gekomen. De schoonheid ervan is, dat iemand die hier ooit wezenlijk mee in contact is geweest, het nooit zal kunnen vergeten. Hij mag het misschien een paar levens in de ijskast zetten, maar hij komt er eens op terug. Als je er eens mee bezig geweest bent, echt –dus niet als je nog iets wilt bereiken, als je nog verlicht wilt worden of weet ik wat – maar als het je écht interesseert waar het om gaat, dan kun je dat niet meer vergeten, dan zul je altijd weer opnieuw en in alle handelingen hiermee bezig zijn. Althans, zul je het in je bewustzijn hebben – dat onmogelijke. Je zult vaak tegen jezelf zeggen: dit is onmogelijk…
En tegelijkertijd weet je dat je toch er altijd weer aandacht aan zult geven, dat dit proces van het in je bewustzijn houden, het ontstaan is van een spiegel waarin je kunt kijken: dit proces is een spiegel waarin je kunt kijken.
Je zult geneigd zijn om telkens jezelf te verwijten, te zeggen: hoe kan ik dat nu vergeten…
Ik zeg jullie allemaal, en ik heb het vaak gezegd en ik zeg het nogmaals en nogmaals en nogmaals… Doe dat niet, verwijt jezelf niet!
Want als je jezelf verwijt, bevestig je je ik, bevestig je die oerinstincten. Kijk ernaar, kijk er als het kan onafgebroken naar in die spiegel van je eigen proces.
Soms zul je merken dat dat proces, wat jij niet bent maar wat in jou werkt, iets doet. Iets wat niet te maken heeft met je wil, wat niet te maken heeft met je wensen, wat niet te maken heeft met wat wij geluk noemen, wat niet te maken heeft met wat wij verdriet noemen. Al die dingen: verdriet, geluk, vertrouwen, wanhoop, angst, boosheid, vernietigingsdrang, het hoort er allemaal bij. En het kan op zijn eigen niveau en in zijn eigen werkelijkheid niet veranderen, dat is gegeven. Maar in dat proces, die spiegel waarin je kijkt en waarin je dat wat je ziet accepteert, kan het wel veranderen.
Het is voor ons ongelooflijk moeilijk om dan niet te zeggen: ik geef het een zetje bij, dat het een beetje vlugger gaat…
Nee mensen, dat gaat niet! Want dat zetje komt uit je ‘ik’, het komt uit je voorstelling.
Het is dus een ongelofelijk intense arbeid, het kijken in de spiegel van je eigen proces. Om te zien wat gebeurt. Soms zul je plotseling in die spiegel zien dat de wereld die je dacht zo goed te kennen, die wereld die zo onveranderlijke altijd maar weer in dezelfde herhaling voortgaat, dat die wereld opgenomen is in iets anders, waar géén herhaling in is!
Dat is het wonder, dat is eigenlijk waar onder andere de mystici en de stichters van de grote godsdiensten, ieder op hun manier – en nooit in een logische, filosofische opbouw, maar altijd in analogieën, in parabels, in mythen – over gesproken hebben.
Want het is niet logisch, het is niet causaal. Je kunt niet zeggen: uit het één volgt het ander, en dan komt dat en dan is dus de toekomst zó. Zo is het nooit. Er wordt in analogieën, in parabels, over gesproken.
En heel, heel lang waren het alleen maar de gelovigen, die iets ervoeren bij die analogieën. Het is pas van de laatste tijd, in de top wetenschap, dat we hetzelfde vernemen. Dat is natuurlijk voor ons, die vandaag de dag in aanbidding zijn voor de wetenschap, een groot iets – om te beseffen dat de werkelijkheid onvoorspelbaar is, en dat het leven zichzelf schept, zonder oorzaak; en dat ieder ding wat er is zijn eigen noodzaak is, en dat ieder levend verschijnsel bijeen hoort; en dat iedere echte verandering – of het nu in een elektron is of in een mens – een verandering van het geheel meebrengt. Dat is iets wat we nu zélfs de wetenschap weet.
Maar ook de wetenschapsmensen zitten met hetzelfde dilemma: ze kunnen wiskundig, in denkmodellen, zich hierover met elkaar verstaan, maar ze kunnen het helemaal niet in begrijpelijke taal voorstellen.
Dus de geleerde zit met precies dezelfde moeilijkheid als wij. Hij kan een vermoeden hebben – en het merkwaardige is, de wetenschap spreekt op het ogenblik over ‘vermoedens’, en over niet meer. En dat vermoeden kan ze helpen iets dichter te komen bij wat er gebeurt.
En dat geeft ook aan – dat geldt dus voor ons ook – dat wij niet meer hebben dan een vermoeden. En dat we dat vermoeden een kans moeten geven. En er vanuit dat vermoeden – dat is dus dat proces – na moeten laten daar een hypothese te bouwen, op dat vermoeden. Want dat vermoeden vált niet binnen de wereld die we kennen. Maar natuurlijk doen we dat allemaal toch, daar zijn we heel blij mee. Zonder dat we het merken, bouwen we er een gebouw op, een theorie, een hypothese, en dan zijn we weg van waar het om ging. En we doen het altijd altijd met de állerbeste bedoelingen, want we willen het zo dólgraag binnen de wereld brengen die we kennen – onze wereld, die wereld waar weliswaar agressie en strijd en uitbuiting en oorlog is, maar die kènnen we tenminste.
Kunnen we blijven zien dat dat niet kan, zodat we niet een leven doorbrengen met iets te proberen wat onmogelijk is. En beseffen dat we alleen maar zorgvuldig en eerbiedig met dat proces in onszelf – dat niet door ons ontstoken is, dat niet door ons in gang gezet is, maar wat ‘van de andere kant naar ons reikt’, als het ware – ons daarvoor kunnen openen.
Kunnen we, als dat proces iets aangeeft, dat volgen, zonder ons gedachten te maken over waartoe dat leidt? Kunnen we dat, kunnen we iets volgen zonder te bedenken waartoe het leidt? Dat is toch onmenselijk, dat hebben we toch nooit gedaan, het is ons toch ingeboren… – kijk maar naar de hele maatschappij, hoe ze ingericht is!
Ik zeg dit opdat je beseft waar je aan begonnen bent. Niet om jullie ervan af te houden, maar om duidelijk te zijn. Zodat je dus ook niet tegen jezelf kunt zeggen: ik doe het wel goed, of: ik doe het niet goed.
Op het moment dat je dat zegt, staat het proces stil. Het is helemaal je bedoeling niet, natuurlijk niet, maar zo werkt het wel. Dat is geen straf, zo werkt het, net zoals een steen naar beneden valt en niet naar boven valt. Zo werkt dat!
Het enige wat je wel weet dat is, dat in al die duizenden jaren dat we het op een andere manier geprobeerd hebben, op ónze manier, het ons niet gelukt is om de basisvoorwaarde voor een menswaardig bestaan binnen bereik te brengen.
Wat we aldoor geprobeerd hebben, de hele lange geschiedenis die we achter ons hebben, is het te kanaliseren, het in de hand te houden, het te reguleren. En we weten dat het niet is gelukt, en dat het erop lijkt dat wat die enkelingen gezegd hebben – wat nu door de wetenschap bevestigd wordt – dat de enige mogelijkheid is dat er een echte verandering optreedt.
Dat betekent dat we helemaal aan het begin van het begin moeten beginnen, dat we moeten gaan uitvinden hoe in iedere handeling van ons die wetmatigheden van de oerinstincten doorwerken, zonder dat we ons daarvan bewust zijn. En dat we zelfs op die hele schaarse momenten – ik noemde ze al, als een mens alles verliest, zelfs zijn bewustzijn verliest, of als hij in een flits liefheeft. Ontdekt dat alles heel anders is eigenlijk, dat niets van wat hij altijd heeft aangenomen klopt. Dat dat een voorlopige wereld was, de wereld van de naamgeving, van de causaliteit. En dat die wereld maar een voorlopige mogelijkheid is om datgene wat niet van de tijd is uit te drukken – terwijl wij aldoor doen alsof die voorlopige mogelijkheid om het uit te drukken, hét is… We verwisselen het.
We moeten dus heel veel stapjes terug doen. We moeten eigenlijk bij nul beginnen, onszelf nemen zoals we zijn, zoals we geworden zijn, en zeggen: zo zit ik in elkaar…
En ophouden daaraan te klungelen, te zeggen: dat moet beter zus en dat moet beter zo, en dat moet anders worden, en zeker mijn buurman moet veranderen, en de buurvrouw al helemaal, wil het eens goed gaan..
Dat je dat los te laat, niet omdat er enkelen zijn die dat gezegd hebben, maar omdat je het inziet. Omdat je inziet dat het geen vrome wens is, maar dat het de enige mogelijkheid is.
Dat geeft ook aan waarom het zo’n intensiteit van je vraagt, waarom je niet na kunt volgen. Dat je niemand, niemand, niemand kunt volgen. Dat je zelf moet gaan, met alle consequenties, dat je niemand de schuld kunt geven.
En je moet jezelf afvragen: wil ik dit proces aangaan… We kunnen heel lang praten, en het is een zinnig gesprek, over de middelen die ons behulpzaam kunnen zijn om in het proces te blijven. Dus niet om dat proces te versnellen, niet om er iets aan te doen, maar alleen om erin te blijven. Om niet meer dan erin te blijven. De ene keer betekent erin blijven groot verdriet, en de andere keer grote vreugde – wanhoop, extase, duisternis, vernietiging, licht, eindeloos licht, onvoorspelbaar. Het enige wat we kunnen doen is erbij blijven – áls we dat willen, als we niets willen overslaan. Ook al omdat we vermoeden dat we dat niet kunnen, we kunnen niets overslaan…
Het lijkt zo, als ik dit nu zo’n klein beetje aan jullie voorleg, dat het eigenlijk alleen maar kommer en kwel is. Maar dat is het niet, het is ook een geweldige bevrijding. Al die woorden die je zo goed kent: ‘alleen zijn’, ‘verlaten zijn’, krijgen een totaal andere betekenis. Ook ‘samenzijn’ krijgt een andere betekenis.
In het samenzijn zoals wij dat kennen, voel je de voorlopigheid. Maar als het samenzijn er is, dan is het samenzijn, dan ligt dat blijkbaar voor. En als het verlatenheid is, is het verlatenheid, dan ligt dát blijkbaar voor.
Dat is voor ons heel moeilijk: geboren worden willen we wel, samenzijn willen we wel, alleen zijn willen we heel zelden;
verlaten zijn willen we nooit, geliefd zijn willen we graag, afgewezen worden willen we niet, gelukkig zijn willen we graag, vernietigd worden willen we niet… En toch is dat soms nodig.
De enige vraag is dus: kun je vrijwillig in dat proces blijven. En verder niets. En tot je nemen wat het brengt.
En dan begrijp je ook die merkwaardige uitlating in de Bijbel: ‘Heer, uw wil geschiedde, niet de mijne.’
Dat is dit.
Mijn eigen beperkte ervaring hierin is, dat dat leven wat je kent en waarvan je dacht dat dat het enige is wat er is, en de wereld die je ziet, waarvan je dacht dat het de enige wereld is die er is – dat blijkt dat die wereld niet zo eensluidend er is, dat die er is bij de gratie van iets anders. Dat andere wat je niet kunt grijpen, wat je niet kunt be-grijpen, dat je niet kunt sturen, waar je niets aan kunt veranderen, maar waaraan je deel kunt hebben. Niet op jóuw voorwaarden, want die gelden niet. Maar op bestel dat niet in de toekomst ligt, wat voortdurend nu ontstaat – voortdurend ontstaat het nu, niet volgens een plan, het ontstaat, het ontstaat, het ontstaat…
Dat betekent dus dat jij ook voortdurend moet ontstaan, en niet volgens een plan…
Daarmee worden al onze prognoses, al onze calculaties, al onze voorspellingen, al onze verwachtingen, vriendelijk opzij geschoven. Dat geldt niet.
Je kunt ook voelen – dat zeg ik met nadruk – dat het niet een straf is, dat het een geweldig mededogen is dat datgene waar wij altijd maar aan gewerkt hebben, vriendelijk opzij geschoven wordt. Het heeft bewezen niet te werken.
Je kunt natuurlijk nooit de vraag beantwoorden waarom het er dan was. We kunnen alleen constateren: zo is het gegaan, zo is de ontwikkeling gegaan, zo is die evolutie gegaan. Dat is het enige wat je zeggen kunt.
Maar het wordt ook duidelijk dat er dat geheimzinnige proces is, waarin de mens opnieuw geboren kan worden. Waarin hij zich niet meer inspant om verbonden te zijn of verbonden te raken, maar waarin hij gewoon verbonden ís.
En heel vaak betekent dat ook, dat een heleboel vernietigd moet worden. Een heleboel wat nu eigenlijk de dienst uitmaakt, moet verdwijnen.
Dat is natuurlijk ook zo. En dat doet pijn. En we zullen ons vaak afvragen: waarom moet dat allemaal…
En we krijgen geen antwoord. Want het antwoord wat we verwachten ligt in de oude mens, in de oude geschiedenis, in de historie, in de tijd.
We zullen dat dus telkens tegenkomen, als we kans zien in het proces te blijven – wat het enige is wat we vermogen – dan zullen we dit allemaal tegenkomen. Ieder op zijn wijze, met zijn bestemming, met zijn vermogens, met zijn beperkingen, onvoorspelbaar. Maar het is de enige mogelijkheid.
Het is eigenlijk ongelofelijk dat wij daar allemaal, stuk voor stuk, dat wij daar allemaal toe opgeroepen zijn, allemaal, zonder uitzondering. En dat we er dag aan dag bij kunnen zijn. Die vrijheid hebben we. Het is fantastisch, die vrijheid hebben we.
We kunnen het ook laten liggen. En niemand dan onszelf kunnen we daarop aankijken. We hebben het allemaal alleen maar zelf in de hand.
Als we vanuit deze hoek, vanuit dit inzicht, nu naar onze oefeningen gaan kijken, naar wat we met elkaar doen, ook wat we met elkaar bespreken, dan zul je merken dat er iets anders gaat gebeuren. Dan wordt het neerzetten van een voet minstens zo belangrijk als het schrijven van een boek. Het kijken naar een mens, het luisteren naar een mens, het zien van de sterren, het voelen van de wind, het gaan slapen en het wakker worden, het zien van de wereld, de adem van je liefste – alles hoort bij elkaar, alles is één geheel, één levend, kloppend, ademend geheel.
Dat is niet te becijferen, te wegen, te meten, te vergelijken, te onderscheiden, te rangschikken – het is een geheel. Het is er altijd, en het is eigenlijk altijd ter beschikking.
Dat is fantastisch: het is er altijd, het is er nooit niet. Het is ook voor ons, voor ieder van ons, en ieder op zijn eigen manier. Dat vind ik onbegrijpelijk, maar het is zo: ieder op zijn eigen manier.
We kunnen proberen om in deze korte vijf dagen die we hebben, waarvan nu de eerste avond alweer bijna voorbij is, daar ieder op zijn wijze op in te gaan.
Dan besef je ook zó goed dat je daarin geen les kunt krijgen of les kunt nemen, en dat je eigenlijk ook geen cursus volgt. Maar dat we proberen als vrienden met elkaar iets daarvan tot ons door te laten dringen. En ieder van ons is onmisbaar daarin, onmisbaar! Niemand kan gemist worden, we hebben allemaal onze bijdrage.
Niemand is meer of minder, je kunt hoogstens zeggen dat sommigen al heel lang geprobeerd hebben het proces gaande te houden. Maar that’s all.
Maar we zijn dus onmisbaar, want we hebben het vernomen. Niet door mij, maar we hebben het vernomen – op een of andere dag, op een of ander moment, ik weet niet wanneer.
En nu kijken we niet alleen in de spiegel van ons eigen proces, maar we kijken ook in al die andere spiegels – áls die ander het toelaat. Het is nog een heel oud overblijfsel uit onze kleine, aan de instincten gebonden wereld, dat we denken dat een ander niet in onze spiegel mag kijken. Want het is zo persoonlijk, zeggen we dan…
Maar dat is natuurlijk onzin, waarom zou een ander niet in jouw spiegel mogen kijken? Je wordt er toch alleen maar méér ziende van, allebei? Maar dit is een heel hardnekkig gevoel, daarom noem ik het ook.
In dat kijken in de spiegel leren we wel hoe futiel onze onderscheidingen zijn, en hoe onhoudbaar het is dat we afgescheiden zouden zijn – hoewel het lijkt dat het oppermachtig is, is het onhoudbaar.
Ik hoop dat we in de komende dagen gewoon elke keer dat we wakker worden een nieuw begin maken, in de wetenschap dat als we heel diep in slaap zijn, zodat we onszelf vergeten zijn, die spiegel helder is. Alleen, we kunnen er dan niet in kijken, omdat we dan niet dat bewustzijn hebben dat we normaal hebben.
Dus elk etmaal, minstens drie-en-een-half uur lang is het er al. Daarom is dat wakker worden zo ongelofelijk belangrijk dat je dat zijn kans geeft. Zodat het nog een héél klein beetje binnen je bewustzijn is als je de dag ingaat. En ach, je weet het dan nog maar vaag, vijf minuten nadat je wakker bent, soms twee minuten, begint het al te vervagen. Maar hoe meer je er attent op bent, hoe meer het een kans krijgt in je leven door te dringen.
Je kunt dus op de dag ook, telkens zomaar tegen jezelf zeggen: ‘Stop! Waar ben ik nu?’
Dat is heel interessant: je bewust zijn waar je bent.
Nou mensen, ik denk dat we vijf heerlijke dagen hebben.
Toespraak december 2024
Sitemap Tao-zen