‘Je herinneren wie je bent’, Gurdjieff

Maarten Houtman over Gurdjieff

Lees ook: Gurdjieff’s ‘Harmonische ontwikkeling van de Mens’

Tijdens de Tao-zen vijfdaagse van juli 1984  een verblijf in ‘Onze Lieve Vrouwe ter Eem’ in Amersfoort  draaide Maarten op een avond een plaat met de pianomuziek van Gurdjieff/De Hartmann, in de vertolking van de Franse pianist Alain Kremski. Meditatie en muziek bleken wonderwel samen te gaan...
Op het Facebook Vrienden van Maarten Houtman gaf Klaaske er een kort verslag van:

“Het was laat in de avond. We zaten met een kleine groep op een overdekt balkon, het was drukkend warm, er zat onweer in de lucht. De pianoklanken drongen door tot in onze ziel. Het maakte ons oorverdovend stil.”
De Hartmann & Gurdjieff – Chercheurs de vérité, played by Alain Kremski

Mischa Andriessen gaf een heel interessante uiteenzetting over “de zonder meer eigenzinnig wijze waarop de uitvoerende musici met Gurdjieff’s erfenis zijn omgegaan”, en over de muziek van Gurdjieff in het algemeen, die hij “aanwezig op een onnadrukkelijke en vanzelfsprekende manier” noemt.[1]

Derviches Trembleur is het eerste nummer op het gelijknamige Volume 7 van 12 cd’s met het complete piano oeuvre van Gurdjieff/De Hartmann, uitgevoerd door Kremski voor het label  Naïve
Al die cd’s hebben intrigerende covers, die op deze pagina de revue passeren.

Passages uit Maartens werk over Gurdjieff.


Uit: Feitelijk leven, Maarssen december 2003.
Er zijn een heleboel aanwijzingen – Gurdjieff heeft aanwijzingen gegeven, andere mensen hebben ook aanwijzingen gegeven – maar het gaat er eigenlijk om dat je je bewust bent dat je aan de buitenkant van de werkelijkheid bent. En door héél aandachtig te zijn, schuift die onwerkelijkheid, die droom, weg.
Dan moet je nog leren hoe dat niks, het onbegrijpelijke zich aan je openbaart. Dat gaat je hele leven door.

Uit:Aandacht die alles omhelst, Sterrelaan, april '89
Gurdjieff gebruikte de term ‘je herinneren’. Daar bedoelde hij mee dat je je herinnert wie je eigenlijk bent, dat wil zeggen, die tijdloze impuls die je bent. Dus niet die mens die je bent met een naam, afijn, alles. En, zei Gurdjieff, alles wat dat herinneren bevordert is geoorloofd. Dus alles, stelen, moorden, alles!
Als je de verschillende ontwikkelingsstelsels nagaat, dan baseren ze zich bijna alle op de uitspraak van Gurdjief. Weliswaar in veel mildere vorm. Maar het komt er toch op neer dat voor het bereiken van de volgende fase van het bewustzijn, alles geoorloofd is. En in ieder geval is geoorloofd de dwang die daarvoor nodig is. En daar valt Zen voor een groot gedeelte ook onder.

En de tweede uitspraak komt van die heilige die ik heb mogen meemaken in het krijgsgevangenkamp, die zei: “… je moet alles tot je laten komen, en je moet er van houden.”
Kijk, en houden van, dat kun je niet willen, dat is er of dat is er niet. Maar je kunt wel de situatie scheppen waarin het mogelijk is. En dat betekent dat je jezelf in alle situaties kent. Dat je dus al je gebrekkigheden, al je achtergebleven gebieden, kent. En ze niet probeert te verwijderen. Dat je ze als het ware zelfs koestert, in die zin dat je ze liefhebt. Dat is de enige manier waarop ze voor eens en voor al hun kwalijke uitwerking kunnen verliezen. Je kunt ze niet weg dwingen, je kunt ze niet inhalen, sfijn, we kennen alle uitspraken erover wel. Je kunt ze ook niet alleen maar uitleven of uitspreken of uitwerken. Je moet ze totaal leren kennen. En dat kan alleen maar door een liefdesrelatie.

Maar nu is zowel voor de uitspraak van Gurdjieff als voor de tweede uitspraak, iets nodig. En dat is dat je beschikt over een instrument wat dit onderscheiden, dit leren kennen van jezelf zonder romantische uitvluchten, aankan. Want jezelf leren kennen in alle situaties is geen kleine opgave. Dat betekent een ongebroken aandacht. En dat betekent dat je dat ook graag wilt. Dat dat geen opgave is, dat dat geen te bereiken resultaat is, dat dat niet iets is wat je van jezelf móet. Maar wat even natuurlijk, even hartelijk is als dat je van iemand houdt en aan die iemand dingen opmerkt die misschien niet prettig zijn.

Het is dus een totaal andere benadering dan we van bijna alle stelsels gehoord hebben. Daar is altijd dat moment dat iets bereikt moet worden.
Ik heb acht jaar met die leer van Gurdjieff geleefd. Je kunt met die opzet inderdaad dingen behalen, en je kunt het gevoel hebben dat je verder komt. Maar ik verzeker jullie, het zijn Pyrrusoverwinningen. Ze hebben niets om het lijf, in feite. Ze zijn van hetzelfde karakter als een goede zakenman die een goede zaak heeft.
Uit:In dienst van de oorsprong, Maarssen december 2002.  
Wij zijn in de omstandigheid dat we niet alléén maar bij onze basisinstincten hoeven te leven. Wij kunnen ons bewust worden van de grote wereld van het lichaam. We kunnen ons bewust worden van de stemmingen van het lichaam en hoe die ons gedrag beïnvloeden. We kunnen ons bewust worden van wat het lichaam kan doen voor ons. Als mechanisch bewustzijn – zoals Gurdjieff dat noemde – de voornaamste richtingen van je dagelijks leven overneemt, is je geest alweer ontlast van een groot deel van zijn opgaven.
Uit: De beide kanten van de mens, Maarssen februari 2003
Dan kom je dus te staan tegenover het merkwaardige feit: in hoeverre je je innerlijke twijfel voorrang verleent. Als je je innerlijke twijfel voorrang verleent, ga je dus eigenlijk af op iets wat je niet kunt omschrijven, daar kun je nauwelijks woorden aan geven, maar je hebt het gevoel dat je iets bent dat niet direct zichtbaar is. En je zoekt eigenlijk in de wereld waar je in leeft, zoek je dat terug. Het is een soort van herinnering. Maar het is geen duidelijke herinnering, je kunt er geen woorden aan geven.
Gurdjieff heeft gezegd, toen hem gevraagd werd wat het belangrijkste in het leven is: dat je je herinnert wie je bent.
Dat is heel kort gezegd waar het om draait. Je moet dus in de zichtbare wereld, tastbare wereld, je terugvinden wie je eigenlijk bent. En dat is, omdat je er geen woorden aan kunt geven, je kunt het niet in woorden vatten, een moeizame weg. En dan zeg ik het nog heel optimistisch eigenlijk.
Je wordt vaak door zo’n grote twijfel bevangen, dat je de succesvolle mensen benijdt. Dat komt erbij. En dat je eigenlijk onrechtvaardig behandeld vindt – je geeft er geen woorden aan, maar je voelt dat. Waarom kun je niet zo zijn als die succesvolle mensen? En daar krijg je geen antwoord op.
Uit: Durven zijn die je bent, Mennorode december 2005
Dat hele proces waar we in zitten – het is eigenlijk een groot wonder dát we erin zitten, dat we dat in de loop van de tijd zo langzamerhand bewust hebben gekregen – is nu in gang gezet, en je probeert het in gang te houden.
Dat is wel iets waar wij toegang toe hebben, dat in gang houden, en niet afbreken omdat het een beetje moeilijk lijkt, of onmogelijk lijkt, dat kan allemaal. Maar het gedurig in onze aandacht hebben, al datgene wat onderweg is in onszelf en in de wereld niet vergeten.
Gurdjieff heeft wel eens gezegd: het gaat erom dat je jezelf herinnert.
Dat is ongeveer hetzelfde: dat je je herinnert dat je dat hele instinctieve gebied bent, met alles wat daar bij hoort. Maar dat je ook dat andere bent, een heel andere laag in jezelf, een laag die zelden gelegenheid krijgt om aanwezig te zijn in je leven. En daar zoveel mogelijk aandacht aan geeft, zoveel als in jouw situatie, in jouw leven, met de mensen om je heen, mogelijk is.
Uit: Instituten, ZEN notities onderweg (14)
Dit alles maakt dat instituten, met welk ideëel doel ook en met welke goede voornemens ze ook starten, per definitie de deelnemers moeten knechten. Het is zelfs zo dat de meeste deelnemers er prijs op stellen in die instituten tot de gevorderden te behoren, dit wil zeggen de steeds verder geknevelden. Ze zijn dus volmaakt ongeschikt voor het belangrijkste werk van de mens op aarde, namelijk hem te doen beseffen dat hij ondanks zijn vergankelijke gebondenheid aan situatie, opvoeding, cultuur en levensomstandigheid in diepste wezen een deel is van dat grote, vrije en tijdloze bewustzijn van de Oorsprong.
Zodra je immers een voornemen hebt, en dat moet je wel als je in een instituut werkt, val je in de halfslaap van het doelgerichte doen, dat dan autonoom, bijna zonder jou doorwerkt. (Doelgericht doen als je je bed opmaakt of iets dergelijks is best, hoewel ook daarbij een beleving kan zijn, die veel verder reikt dan alleen maar een goed opgemaakt bed.)
In die halfslaap kun je niet opmerken wat er aldoor gaande is, niet alleen in je zelf maar ook in de wereld in de wijdste zin. Hoewel je dagelijks leven, buiten het instituut ook al vol is van het volvoeren van het ene voornemen na het andere, wordt dit in het instituut nog eens versterkt en bovendien verheven tot een soort van ideaal. Het betekent eigenlijk dat je jezelf de laatste kans ontneemt om aan je allerbelangrijkste opdracht op aarde toe te komen. Want om daaraan te werken moet je alleen maar ontvankelijk worden, aandachtig en stil. Dat kun je nooit zolang je nog met een voornemen bezig bent. Het zou natuurlijk heerlijk zijn wanneer mensen in vrije samenwerking, waarbij het aspect van de inkeer hoofdzaak was, elkaar zouden kunnen helpen om beter dan je alleen in staat bent van elkaar op te merken waar je nog gevangen bent in een opzettelijke handeling, mededeling of ingreep. Maar alle experimenten in deze richting zijn een sprekend bewijs voor het afglijden in dwang, onoplettendheid en een ingrijpen in het bewustzijn van een mens op een ongeoorloofde wijze. Ik denk onder andere aan de school van Gurdjieff, de Baghwan beweging, de kloosters, de geestelijke bewegingen uit de oudheid en ook nog nu, die zich allemaal vanaf een bepaald tijdstip hieraan hebben schuldig gemaakt.
Dat het steeds opnieuw gebeurt, komt voort uit het ongeduld dat de mens heeft wanneer hij de essentie van het leven ontdekt en dat door wil geven aan anderen, zonder daarbij in het oog te houden, dat dat alleen maar kan van mens tot mens, steeds opnieuw weer. Alle andere vormen van overdracht, die schijnbaar sneller meer mensen bereiken, lopen uit op een ongeoorloofde organisatie. Een enkele Zenmeester wil dit nog wel eens verwoorden als hij tegen een leerling zegt: als jij in je leven één mens kunt laten voelen waar het om gaat is je leven niet voor niets geweest. Dat wijze, liefdevolle geduld is vrijwel niet meer te vinden en toch staat het in stralende letters boven de onzichtbare ingang tot het Eigenlijke.
Uit: Jezelf als proces ervaren, Eefde december 1984
Kunnen we dat beseffen dat we dat zijn: een proces in wording. Het woord ‘proces’ houdt dat eigenlijk in dat je steeds in wording bent. Dat is dus helemaal tegen de biologische opvatting van, je wordt en dan wordt je volwassen en dan ga je dood. Nee, dit is iets heel anders, it is een doorgaand proces.

En dat klopt een heel klein beetje met die opvatting van Gurdjieff over wedergeboorte. Hij zegt: wedergeboorte, dat is omdat je zo suf bent. Dan moet je aldoor maar hetzelfde weer leren, telkens maar weer tegen dezelfde dingen aanlopen en elke keer weer hetzelfde stomme doen. Dat is het.
Maar zodra je beseft dat je een proces bent, een niet eindigend proces, dan wordt het leven van vitaal belang. Want dan weet je dat elk moment, elke situatie, voor jou een kans is om dat proces voort te laten gaan. Dus niet een verdediging van de positie die je hebt, maar een uitdaging om verder te gaan. Om dus eigenlijk, als je dan al een vesting hebt opgebouwd, die vesting op te breken, hem los te laten en verder te gaan.
Uit: De ban verbreken, Eefde mei 1987 | Zondagmiddag
We zijn geëindigd met twee mooie anekdotes uit het leven van Gurdjieff. En daar wilde ik eigenlijk nog een beetje op inhaken, want ze zijn zo simpel dat ze eigenlijk heel omvattend zijn.

De eerste is over Gurdjieff toen hij nog een kleine jongen was. Hij is geboren in de Kaukasus, een streek die, laten we zeggen, niet zo beroerd is geraakt door de ontwikkelingen die wij met z’n allen hebben doorgemaakt. Dat komt natuurlijk wel. In de Kaukasus was, zeker in die tijd, het magisch bewustzijn nog iets wat normaal aanwezig was – iets wat wij totaal verloren zijn.
Daar gaat dat eerste verhaal eigenlijk op terug, namelijk dat er een jongetje staat in het midden van een kring staat, die ze in het zand hebben getrokken. En dat jongetje meent dat hij niet uit die kring weg kan. Gurdjieff speelt daar en ziet dat en hij beseft – en dat is de eerste aanwijzing over de mens Gurdjieff – dat dat jongetje gevangen zit in iets wat niet bestaat, wat uitsluitend een teken is, een symbool. En hij loopt er doorheen en op een bepaald punt verbreekt hij [de ban], hij wist die getrokken cirkel uit en het jongetje is vrij.

Dus dat is het eerste teken van iemand die verbonden is, iemand die contact heeft met het totaal. En die daarom kan beseffen dat een ander afgesneden is. Want dat is namelijk het kenmerkende van dit verhaal, dat het een daad is van iemand die vanuit het totaal beseft dat iemand in de beperking, in de kring vastzit.

Het tweede voorval (wat Henk verteld heeft) is dat Gurdjieff – hij was toen al volwassen – in de bergen, in de wildernis, met een vriend ingesloten werd door een koppel honden.
Omdat ik zelf in de wildernis geweest ben, weet ik dat wat hij beschrijft inderdaad exact zo is. Dat is een groeps-, een roedel-instinct eigenlijk, van zulke beesten. Die ontdekken iets wat niet een directe prooi is, maar wat vreemd is – een mens is vreemd vanuit een roedel honden bekeken – en die trekken op die twee mannen aan.
En die vriend van hem grijpt naar het meest voor de hand liggende, namelijk zich verdedigen. Maar Gurdjieff is zich bewust van het feit welke machten in het spel zijn, namelijk die machten van prooi zoeken, zelfhandhaving, die daar in die roedel die daar om hen heen is, helemaal vertegenwoordigd is. En hij beseft ook heel goed – maar dat kan ook alleen maar weer iemand die contact heeft met het totaal – dat je daar niets tegen kunt beginnen. Althans niet met de middelen die daar ter beschikking zijn, die vriend van hem had een stok. Nou, dat is natuurlijk geen wapen waarmee je zoiets te lijf kunt. Maar hij was zich bovendien bewust dat hij tegenover een principe stond, het waren niet alleen die honden, het principe, het principe van zelfhandhaving, dáár stond hij tegenover. En daar moest hij hulp hebben vanuit een andere dimensie, namelijk vanuit de totaliteit – en dat werd dan in dit verhaal verpersoonlijkt door het vrouwtje dat langskwam en die honden wegriep.
Maar dat hij dus tegen die vriend zei: “Ga nou maar zitten, doe maar niets”, dan komt er namelijk verwondering, zo werkt dat, dan komt er verwondering: wat is dat…? Dat hebben wij in het gewone leven ook, als iemand niet volgens patroon reageert, staan we stil, zijn we verbaasd. Dat overkomt ons ook, wij zijn dan ook een roedel honden.
En daarvan maakte hij gebruik. En Henk vertelde inderdaad dat op het moment dat ze bewogen, zodat ze weer gelijkenis kregen met iets wat bekend was, kwamen die honden in actie, komen ze een beetje dichterbij.

Dus je ziet hier – daarom zijn het zulke mooie verhalen – helemaal het hele mechanisme waar we het nu eigenlijk over gehad hebben. Alleen, het verschil tussen ons en Gurdjieff is dat wij ons niet bewust zijn van in welke situatie we zijn.
En, ik zou haast zeggen: wat ik nou probeer te doen – ik zeg niet dat het lukt, maar ik probeer het te doen – is jullie opmerkzaam te maken op de situatie waarin we zijn, de situatie van geen contact hebben, van uitsluitend in ons wereldje doorgaan. En natuurlijk, alles wat geen contact heeft, moet sterven. Sterven kan natuurlijk op vele manieren, dat is niet alleen dat je lichaam ophoudt, maar dat je geest niet meer verder kan en blijft ronddraaien.
Uit: Luisteren naar je lichaam, Maarssen mei 2003 
Er zijn veel mensen die tegen me zeggen: jeetje, als ik dat allemaal met aandacht doen moet, dan kom ik nooit klaar… Maar dat is weer een denkbeeld. Je moet het eerst doen, en dan kijken wat er gebeurt. Je niet eerst een denkbeeld vormen over wat je zult gaan waarnemen. Want dat slaat nergens op.

Ik moet nog altijd denken aan Gurdjieff, die merkwaardige Kaukasische meester, die tegen zijn leerlingen zei: je kunt niet willen, je kunt niet kijken, je kunt niet zien, je kunt niet horen…
Dat lijkt natuurlijk een akelig uitgangspunt, hij heeft wel gelijk. Maar het vervelende is dan dat zijn leerlingen weer probeerden het zo te doen als hij zei dat het in elkaar zat. En dat is niet ontdekken!
Een leraar kan doen wat hij wil, maar als je niet in de gaten hebt waar je voorstaat, zul je altijd proberen te imiteren.
 Uit: Za-zen als zuivere lichaamservaring, Lekepraat - Gesprek 6
Gurdjieff laat een helder licht schijnen op het lichaamsbewustzijn – hij kent het lichaam een eigen bewustzijn toe – dat een mechanische component bevat, die alles overneemt dat eenvoudig is en geregeld herhaald wordt. Zodra dat mechanisch bewustzijn het over kan nemen, doe je er verstandig aan het uit handen te geven. Je kunt dan ongestoord opmerken wat er plaats heeft.
Het is deze aandachtige, vrije toestand die ertoe heeft geleid dat aan het eenvoudig herhaalbare religieuze betekenis werd toegekend. Dat is de basis van alle rituelen en ceremoniën – wat nog niet betekent dat je de ceremonie zelf een religieuze betekenis hoeft toe te kennen, zoals vaak gebeurt.
Uit: Over belangrijk en onbelangrijk, Lekepraat - Gesprek 4
Nico: Dat hangt samen met de vraag: hoe doe je je zazen als je er geen zin in hebt?
Maarten: En waarom heb je geen zin in je zazen?
Nico: Waarschijnlijk door hoe je denkt dat het moet zijn: geen gedachten, ontspannen, rustige ademhaling, enzovoort.
Maarten: En er is je momentane lichamelijke situatie: je bent moe, verward, hebt pijn, enzovoort.
Nico: Waarbij ik me afvraag of de lichamelijke kant op dezelfde manier aangepakt moet worden als de geestelijke.
Maarten: Aan de lichaamskant kun je opmerken dat getrouwe herhaling maakt dat het lichaam het van je overneemt. Gurdjieff noemt dat het mechanisch bewustzijn. Als je dan gaat zitten komt de adem in je onderbuik, zacht, aandachtig, lieflijk. Je lichaam ontspant zich en rekt zich tevens. Daar doe je niets aan, dat zijn opeenvolgende stadia die vanzelf worden doorlopen.

____________________
[1] “Als je vertrouwd bent met zijn manier van schrijven – zoals Ontmoetingen met bijzondere mensen – is het zo ongeveer het eerste dat je opvalt als je naar Gurdjieffs composities luistert: hoe kan iemand die zo breedsprakig en onbescheiden was, zulke onnadrukkelijk aanwezige muziek hebben geschreven? Hoe zijn deze introverte, spaarzaam ingevulde melodieën te rijmen met het exuberante karakter van een man die in alles vooral gulzigheid uitstraalt?
Wat Chants, hymns and dances eens te meer duidelijk maakt, is dat de ogenschijnlijk eenvoudige muziek van Gurdjieff zich voor sterk uiteenlopende interpretaties leent en daarbij toch telkens weer overeind blijft. Bij nader inzien is die muziek trouwens niet zo bescheiden, ze is zelfverzekerd en aanwezig op een onnadrukkelijke en vanzelfsprekende manier.”
Weer een andere Gurdjieff (Rekto:verso, tijdschrift voor cultuur en kritiek, 2005),

Sitemap Tao-zen