Deelnemen aan de evolutie

Amersfoort juli 1984, woensdag 11 juli

Toen ik daarnet die muziek hoorde van Gurdjieff[1], viel het
me weer over me dat het eigenlijk zo gek  is, dat we zoveel moeten doen voor zoiets eenvoudigs als het vinden van de oorsprong. Want het is toch het meest natuurlijke, dat een mens zijn eigen oorsprong vindt.
Ik zag Rien daar bezig, ik zag jullie bezig en alles wat er omheen is. En al die levens die dan zo’n vijf dagen hier samenkomen, die zo verschillend zijn. 

En dan vraag je je af: hoe is dat gekomen, dat we zo ver weg zijn geraakt van dat hele natuurlijke leven in de oorsprong. In die toestand, waarin we vergankelijk zijn en tegelijkertijd beseffen dat we tot die andere werkelijkheid behoren, die niet van de tijd, die niet van het lot, niet van al die vele, vele dingen is waar wij in verstrikt zijn.

En dan kun je niet anders dan vaststellen, dat bewustwording werkelijk de enige mogelijkheid is. Want anders zijn we uitsluitend en alleen een product van de evolutie, dan zijn we niet de evolutie zelf, dan zijn we het uitsluitende product. En gedragen ons dan ook als zodanig, dan zijn we eigenlijk sluwe dieren.

En wat we al die eeuwen door geprobeerd hebben, dat is daarin te regelen. Zelfs de religieuze stromingen, die eigenlijk hadden moeten staan voor dat allerlaatste: die bewustwording, zijn afgegleden naar regelinstituten, wetsinstituten.

Dat is wat gebeurd is. En daarom is het voor ons vandaag de dag zo ongelooflijk moeilijk, om dat hele eenvoudige terug te vinden. Het eenvoudige van dat we werkelijk van elkaar zouden houden.
Wat soms tussen mensen gedurende korte poos werkelijkheid is, dat ze totaal van elkaar houden, dat er geen enkele gedachte is aan: wat ben ik, wat brengt het mij? Maar waarin die natuurlijke eenheid er is.
En wij hebben het al langzamerhand geaccepteerd, dat dat inderdaad altijd maar kort is. En wat daarna komt, dat is dan gesanctioneerde slavernij. Maar dat is niet alleen in een huwelijk zo, dat is ook in relaties zo.

En het verdrietige is eigenlijk dat we het accepteren, dat we het gewoon vinden. Ondanks het feit dat er in ons iets rebelleert. En dat rebellerende brengen we vaak ergens onder, want het is energie. We brengen het ergens onder, we gaan een bepaalde functie bekleden die belangrijk is, we worden iets, we worden iemand, zoals dat heet. En we brengen het rest van ons leven daarin door.

Dat is heel gewoon. Het is natuurlijk heel ongewoon, dat we onszelf verloochenen en onszelf versjacheren aan al datgene wat je kopen kunt.
Want ook kennis is een koop, i
s een verzamelen; macht is een verzamelen.
Zodra het niet in dienst is van dat ene waar het op aankomt, namelijk terugkeren naar de oorsprong, is het vervalst.

En met die erfenis worden we geboren. We worden er ook langzaamaan groot in, we worden bedreven in die erfenis, in het hanteren van al die dingen van de gemeenschap.
Er zijn maar heel weinig mensen die zich bewust zijn, dat ze zichzelf daarmee versjacheren. Dat ze zichzelf daarmee prijsgeven aan de mechanische werkelijkheid van de gemeenschap, van de ideologieën, de economische wetten die daar gelden. En al datgene wat het leven brengt, zoals wij het kennen.

Maar het is belangrijk, het is héél belangrijk, om dit grote verband altijd te zien als je je en je eigen moeilijkheden verstrikt. Om te zien waar het begonnen is. Het is niet begonnen bij die moeilijkheid die je hebt, het is lang daarvoor begonnen.
En niemand heeft het tegen je gezegd, 
niemand heeft je daarover iets gezegd.
Degene die het zou kunnen doen, die er iets over zou kunnen zeggen, zijn ook vaak vastgelopen in hun kennis, in hun systeem. En dan wordt eigenlijk van je gevraagd om eerst dat systeem helemaal door te werken. Maar als je geluk hebt en je bent nog niet doodgegaan, dan merk je dat het dat systeem niet is. 
Want dat is echt tragisch,  het gebeurt allemaal met goede bedoelingen. Maar het is onwaar en het is datgene wat er eigenlijk totaal niet toe doet.

En hoe zit het dan? Nu zijn we op dit punt en we hebben dit gezien, tenminste dat neem ik aan. Niet omdat ik het zeg, maar omdat je het zelf…. je kunt het zelf toch zien, dit is toch niet ingewikkeld, dit is zo te zíen.

Hoe vinden wij daar nu een weg in? Dat wij niet die kinderachtigheid begaan van ons in een of andere ashram of klooster terug te trekken, maar midden in het leven te blijven staan. En toch alleen en stil zijn, en leeg. Waarin wij, als we een kwetsuur oplopen, weten dat we een kwetsuur oplopen, we willen er niet langer over jengelen dan nodig is. Dat we zeggen dat wij het in het moment zullen verwerken, dat we zien dat die kwetsuur behoort tot dit leven. Dat het niet iets kwaads is, iets boosaardigs is, iets persoonlijks is. Maar dat het hóórt bij die vergankelijkheid die we zijn, of het nou lichamelijk of geestelijk is. Dat we als volwassen mensen daarmee omgaan.

En dat is eigenlijk ons opgave: midden in het leven staan, niet ophouden met je werk, niet ophouden met je betrekking, niet ophouden met wat er gebeurt, elk moment in je leven met de anderen, met jezelf. Maar daarin een nieuwe verhouding vinden. Dat is toch waar het om gaat.

Als je dit inziet, dan hou je op naar kennis en naar meesters en naar leraren te zoeken. Dan ga je in op dat totale weefsel van het leven, waar jij een deel van bent. En dan mag je rustig je afvragen: wat kan ik nu concreet doen, als ik nu alle mooie verhalen vergeet, alle symboliek, alle mystiek – wat kan ik nu doen. Ik heb dit ingezien, ik heb ingezien dat ik een product ben van de evolutie. Maar dat ik nog niet de evolutie zelf ben, dat ik nog niet méé ben in die beweging die zich voltrekt. Of we het willen of niet, of we het leuk vinden of niet, die voltrekt zich toch.

Dat is een groot ding dat je dat ook kunt beseffen, dat het zich voltrekken zal, hoe dan ook, met of zonder onze medewerking. Maar bewustwording is niet te stuiten. Je kunt het een tijd lang ophouden, er zijn totalitaire systemen die dat proberen, maar je kunt het niet wezenlijk vernietigen.
Maar die bewustwording kunnen we in ons eigen leven wel versnellen. En dat doen we wanneer we een leven leven wat daarop gericht is.

En ik weet, er zijn een heleboel mensen die hebben hun leven ingericht op de manier zoals dat gebruikelijk is, die komen nu deze wonderlijke leer tegen waar we het nu over hebben. En die constateren dan dat ze in een in een moeilijke positie zitten, want zij hebben eigenlijk helemaal geen tijd hiervoor, hun hele leven is volgestouwd.
En met name geldt dat voor vrouwen heel vaak, want daar komt de opvoeding toch terecht en alles wat zo bij de opvoeding van de kinderen behoort. En er wordt van een vrouw geacht, dat ze dat keurig voor elkaar heeft.
Ik ken er heel velen, die hebben het dan keurig voor elkaar, alles gaat goed. Ze zijn op tijd klaar met alles, ze nemen precies de positie in die van ze verwacht wordt, ze zijn geëerbiedigd in hun omgeving. Het is alleen jammer dat ze het allerbelangrijkste vergeten hebben. Wat komen ze nu tegen? ze komen tegen waar het om gaat. Dan is het moeilijk, dan is het moeilijk om die weg terug te vinden.
En mannen, die dan in het algemeen buitenshuis werken, hun werk hebben, zoals dat heet. Die zouden het makkelijker kunnen doen, als die het ontdekten. Maar die ontdekken het niet zo makkelijk, omdat ze zo verloren zijn geraakt, als grote kinderen in het spelletje van het leven. Een spelletje van ik meer dan jij, ik beter dan jij, ik knapper dan jij, enzovoorts.

Dus het moet toch komen van de mensen, die op een of andere manier, op een dag, dit wonderlijke ontdekken, dat ze tot nu toe eigenlijk alleen maar een verlengstuk zijn van een ontwikkeling. Maar dat ze niets weten wat ze zijn en wat die ontwikkeling is, en hoe die gaat en in welke richting. En dat zij daarin iets kunnen zijn, dat zij daarin iets kunnen doen en daarmee zichzelf ontplooien, dat is een natuurlijk gevolg.
Want van die mensen moeten het hebben, die zullen de evolutie verder dragen. Want de evolutie is altijd een innerlijke en een uiterlijke tegelijkertijd. Die innerlijke gaat altijd vooraf aan de uiterlijke.
Dus tot nu toe hebben we niet anders gedaan, dan braaf aan het handje van de uiterlijke verwerkelijking van die evolutie ons laten meezeulen. Vaak stribbelen we nog tegen ook, soms doen we dat massaal, zoals in de totalitaire systemen. Maar hier gaat het om dat je dat dóór hebt. Want dan pas kom je op het punt dat je zegt: wat kan ik doen. En sommigen van ons moeten dan constateren, dat het moeilijk is om die weg terug te vinden. Want ze zijn zo goed getraind in dat gemeenschappelijke functioneren, dat er nauwelijks een gaatje is, om aan deze eigenlijke ontwikkeling iets te doen.

Maar op dit punt staan wij dus nu en zeggen: wat kunnen we doen.
Als een van de allerbelangrijkste dingen, is dat we die hele gedachte, die ik nu in die vijf dagen zo telkens vanuit een andere kant voor jullie ontwikkeld heb, om die indachtig te blijven. Waarin ik dus niet belangrijk ben – begrijp me vooral goed, ik ben daar helemaal niet belangrijk in. Maar wel dat wat ik zeg, dat inzicht dat kan je helpen. Dat kan je namelijk helpen, om je eigen vastzitten te zien in een groter verband. Zodat je niet als een vlieg gekleefd op je plekje, aldoor maar aan het rondtasten bent hoe je nou op moet vliegen. Omdat je dan telkens weer beseft: het is een hele grote wereld, het is een hele grote beweging, de evolutiebeweging, daar ben ik deel van. Ik zit nu vast, maar ik word meegenomen als ik oplet.
Zodat je losraakt van die obsessie, van waar je vast zit. Dat je dat gevoel kunt krijgen dat de wereld groot is, wijd, onbekend. En dat je alleen maar op hoeft te kijken, je dit bewust te maken, om je eigen nauwe gangetje te vergeten. En het als een gangetje te zien, als een vernauwing te zien. Om er niet meer gewichtig over te doen.
Want er zijn ook hordes mensen, die het ook gewichtig vinden om moeilijk te zijn, om het moeilijk te hebben. 
Het hoeft niet. Je kunt je eigen beperking zien, je kunt er zelfs plezier om hebben soms. Je kunt het soms verdrietig vinden.
Maar als je het maar ziet als een beperking, die er nu toevallig is.

Dan wordt het makkelijker om jezelf te ervaren, als iets wat daar nu mee te maken heeft, wat daar niet helemaal afhankelijk van is. Ons eigenlijke probleem is, dat wij ons afhankelijk maken van de situatie, van de relatie, van alles.
We maken ons afhankelijk, omdat we het overzicht, het inzicht, het gevoel voor de grote wijdheid van het onbekende, gewoon missen. We gaan zelfs zover, dat we zeggen: dat is er alleen maar als ik het kan verklaren.
Dat hebben we honderden jaren gehad. Je had dan de gelovigen. En dan zeiden de verlichte mensen van: dat zijn de dommen, die geloven maar iets, maar wij zullen alles wel verklaren.
Dat percentage gelovigen is teruggelopen, het percentage verklarenden is onnoemelijk toegenomen. En nu ontdekken we dat het allemaal onzin is, die verklaringen, dat het eigenlijk volmaakt onbelangrijk is. Maar dat het er om gaat om dat te vinden, wat vóór iedere verklaring is.

Dat besef, dat het inderdaad iets is wat we niet kennen, en dat het zich voltrekt, met of zonder ons, dat geeft je een groot gevoel van stabiliteit.

Ik kan het niet aan jullie overdragen, maar het is een heel duidelijk gevoel.
Maar dat gevoel is heel vaak verkeerd vertaald, in al die uitingen van, ja, maar het is maar vergankelijk…
Zodra je dat kent, dat gevoel van die grootheid van het onbekende, zul je van het bekende – want het is je eigen leven, met alles wat je daarin kent – dat zul je op een andere manier ervaren. Dan zul je er een groot… ja, een groot erbarmen in voelen, in alles wat daar gebeurt. Je zult het gevoel kwijtraken van: goed zo, die krijgt nu eens op zijn kop… Dat raak je kwijt. En dat merkwaardige gevoel voor rechtvaardigheid, dat raak je ook kwijt. Je ziet hoe de ene onrechtvaardigheid in een rechtvaardigheid omslaat, en omgekeerd. En hoe dat aldoor aan de hand is.
Omdat het er inderdaad om gaat, om dat alles te zien en tot je door te laten dringen. En geen positie te kiezen. Maar het stil te laten … doordringen, steeds dieper, steeds dieper… Zodat je de binding kwijtraakt, al datgene waar je je druk over gemaakt hebt. En dat je voelt dat je eigenlijk een beweeglijk punt bent, dat meegaat in die beweging, maar wat door zijn richting – en dat is waar onze vrijheid in zit – dat door het aangeven van de richting, in de beweging mee kan zijn, of tegen de beweging in.

Maar als je het een keer ingezien hebt, hoe die beweging van de evolutie is – en die is natuurlijk naar de oorsprong toe – dan ben je niet gek, dan ga je in die beweging mee. En je voegt er die unieke kleuring aan toe die jij bent, die unieke warmte, die unieke waarde van jou als zelfstandig mens. Die beseft wie die is en hoe hij zich verhoudt tot alles wat gebeurt.
Dan valt de haast van je af, dan valt het bereiken van je af, dan vallen al die dingen van je af, waar je nu last van hebt. Want dan weet je gewoon dat wat gebeuren moet, gebeuren zal. Het enige wat verschil is: ben jij daarin mee of ben je daarin tegen.
En op het moment dat je dit écht beseft, kun je zelfs niet meer tegen zijn, dan maak je je ook niet meer ongerust.

Ik herinner me dat Ramana Maharshi, de grote Indiaanse wijze, een heilige, dat hij gestorven is aan kanker. En het was voor alle omstanders duidelijk: die man zou gauw sterven. Hij had ook heel erge pijnen. En dat ze zeiden: dat kan toch weggenomen worden…
En dat hij zei: ja, waarom? Waarom moet dat… Waarom moet dat weggenomen worden, blijkbaar hoort het bij mij, hoort het bij mijn leven. Waarom maken jullie je zo ongerust?
Ja, maar dan ga je gauw dood – toen kwam dus het echte argument.
Toen zei hij: so what? Verandert dat iets aan wat wij met elkaar gehad hebben? Nee? Nou, waar hebben jullie het dan over, waarom laten jullie me niet mijn eigen leven leven, het leven moet zo eindigen. Waarom willen jullie ingrijpen? En waar grijp je dan in in. Niet in het eigenlijke verhaal van mijn leven, jullie grijpen in in datgene wat strakjes vergaat, daar grijpen jullie in in. Maar dat wat wij met elkaar gehad hebben, dat is wat blijft bestaan.

Het verhaal heeft een heel grote indruk op me gemaakt, want dat geeft aan hoe zuiver iemand kan voelen waar het om gaat. En wij kunnen dat op allerlei manieren in ons leven gestalte geven, dit gevoel kunnen we gestalte geven door ons inderdaad te oefenen, door ons af te vragen: wat kunnen we in ons leven doen, om aan dat wat we nu voor onszelf vastgesteld hebben wat belangrijk is, om daar zélf aan toe te komen. Want dan zullen we ons leven moeten veranderen, dat is duidelijk. Dan zullen we plaats in moeten ruimen voor alleen zijn, plaats in moeten ruimen voor aandachtig kunnen zijn – want dat is een hele kunst. Zodat we op den duur in staat zijn, om ook in dat krankzinnige leven waar we in staan, met al die onechte voorwaarden, om daarin gezond, liefdevol en met mededogen te kunnen staan.
Want dat zijn dan, jammergenoeg, ook dan deugden die kennen. En dan zijn het geen deugden, dan is het een natuurlijke uitvloeisel van zoals wij zijn. Dat is het enige wat waarde heeft, want dat kan niet vernietigd worden. Deugden kunnen verkeren in hun tegendeel, maar dit niet, want dit ben jij.

[1] Op een avond draaide Maarten een plaat met de pianomuziek van Gurdjieff/De Hartmann, in de vertolking van de Franse pianist Alain Kremski. Meditatie en muziek bleken wonderwel samen te gaan. Klaaske gaf er op het Facebook ‘Vrienden van Maarten Houtman’ dit verslag van:  “Het was laat in de avond. We zaten met een kleine groep op een overdekt balkon, het was drukkend warm, er zat onweer in de lucht. De pianoklanken drongen door tot in onze ziel. Het maakte ons oorverdovend stil.”

naar boven

Sitemap Tao-zen
Afb. geheel boven:  Het  complex van het zusterklooster  ‘Onze Lieve Vrouwe ter Eem’ in Amersfoort, waar de Tao-zen sessies van december 1983 en juli 1984 plaatsvonden – een ‘voyage vers des lieux inaccessibles’… 
Op de tweede verdieping van de ‘hoektoren’ liggen de overdekte balkons, waar de deelnemers in juli 1984 naar de muziek van Gurdjieff luisterden.